ECLI:NL:GHARL:2015:7681

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
13 oktober 2015
Zaaknummer
200.154.840
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Salarisbepaling van de faillissementscurator in hoger beroep tegen faillietverklaring

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan over de salarisbepaling van de curator in het faillissement van [appellante] B.V. De curator had verzocht om vaststelling van zijn salaris over de periode na de behandeling van het hoger beroep tegen de faillietverklaring op 25 september 2014. De curator had eerder verzoeken ingediend voor salarisvaststelling over de periodes van 26 september 2014 tot en met 27 november 2014 en van 28 november 2014 tot en met 6 maart 2015, welke verzoeken door de andere partijen waren betwist.

Het hof oordeelde dat de curator zijn functie en bevoegdheden had behouden tot de uitspraak van de Hoge Raad op 6 maart 2015, die de faillissementstoestand van [appellante] beëindigde. Het hof benadrukte dat de curator, zolang er onzekerheid over de faillietverklaring bestond, terughoudend moest zijn in zijn optreden en zijn activiteiten grondig moest toelichten. Het hof verwierp het verweer van [appellante] en oordeelde dat de curator zijn salaris over 2014 en 2015 moest vaststellen op basis van een uurtarief van € 200, met een totaalbedrag van € 8.144,26 inclusief btw.

De kosten van de curator werden toegerekend aan [geïntimeerde 1] c.s., aangezien deze kosten voortvloeiden uit de onterecht gebleken aanvraag van het faillissement. Het hof wees het door de curator meer of anders verzochte af en bevestigde de eerdere uitspraak over de salarisbepaling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.154.840
(faillissementsnummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: C/08/14/642 F)
arrest van 13 oktober 2015
inzake het salarisverzoek van
mr. [curator], in zijn hoedanigheid van curator in het vernietigde faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellante] B.V.,
kantoorhoudende te [plaats],
verzoeker,
hierna: de curator,
in de faillissementsprocedure van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellante] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaats],
appellante,
in eerste aanleg: verweerster,
hierna: [appellante],
advocaat: mr. J.P.M. Borsboom,
tegen:

1.[geïntimeerde 1],

wonende te [woonplaats],
hierna: [geïntimeerde 1],
en
2.
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
hierna: [geïntimeerde 2],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: de aanvragers,
hierna tezamen: [geïntimeerde 1] c.s.,
advocaat: mr. H. Dijks.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Verwezen wordt naar het tussenarrest van 18 mei 2015.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- de brieven van mr. Borsboom namens [appellante] van 24 juli 2015 en 9 september 2015 met bijlagen;
- de brief van de griffier van 27 augustus 2015;
- de akte uitlating van mr. Dijks namens [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] van 10 september 2015;
- de brief van de curator van 10 september 2015.
1.3
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De motivering van de beslissing op de salarisverzoeken

2.1
Het hof verwijst naar en volhardt bij zijn arrest van 18 mei 2015.
2.2
Het gaat nu nog om de verzoeken van de curator tot salarisvaststelling over de periode na 25 september 2014, op welke dag het hoger beroep tegen de faillietverklaring werd behandeld. Bij verzoek van 27 november 2014 heeft curator verzocht om vaststelling van zijn salaris inclusief kosten over de periode van 26 september 2014 tot en met 27 november 2014 op € 14.858,80 inclusief btw. Bij verzoek van 11 maart 2015 heeft de curator verzocht om vaststelling van zijn salaris inclusief kosten over de periode van 28 november 2014 tot en met 6 maart 2015 op € 6.830,69 inclusief btw. De overige partijen hebben een en ander gemotiveerd bestreden.
2.3
Bij zijn beoordeling stelt het hof het volgende voorop.
Bij arrest van 6 maart 2015 heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen tegen het arrest van dit hof van 9 oktober 2014, waarbij de faillietverklaring van [appellante] was vernietigd. Pas door het arrest van de Hoge Raad van 6 maart 2015 is de faillissementstoestand van [appellante] geëindigd, zoals overwogen in het kort geding arrest van dit hof van 7 juli 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:5017, tussen [appellante] en [geïntimeerde 2] en een aantal anderen, zaaknummer 200.161.046, waarover partijen zich hebben kunnen uitlaten. Weliswaar heeft [appellante] tegen dit laatste arrest cassatieberoep ingesteld en aanhouding van de beslissing op het salarisverzoek voorgesteld in afwachting van het arrest van de Hoge Raad, maar het hof vindt, gelet op het belang van een voortvarende afwikkeling van het salaris van de curator, daartoe geen grond aanwezig en blijft bij zijn arrest. Hieruit vloeit voort dat de curator zijn functie en bevoegdheden heeft behouden tot 6 maart 2015, zodat het daartegen gerichte verweer van [appellante] wordt verworpen.
2.4
Het voorgaande neemt niet weg dat van de curator mag worden verwacht dat hij, zolang er onzekerheid over de faillietverklaring blijft bestaan, slechts bij volstrekte noodzakelijkheid gebruik zal maken van zijn bevoegdheden en dan nog steeds in het belang van de boedel c.q. de schuldenaar, waarbij het vanzelf spreekt dat de curator zich in zodanig onzekere toestand van ingrijpende maatregelen zal onthouden (zie reeds Kortmann/Faber, Geschiedenis van de Faillissementswet, Van der Feltz I, p. 322). Geldt dit reeds hangende het hoger beroep, dit zal eens te meer van toepassing zijn na vernietiging in appel van de faillietverklaring hangende het cassatieberoep. Tegen deze achtergrond mag van de curator in redelijkheid worden verlangd dat hij zijn activiteiten gedurende deze perioden gespecificeerd en grondig toelicht wat betreft hun noodzakelijkheid, welke eis nog zwaarder weegt nadat de potentiële draagplichtige partijen, hier [appellante] en [geïntimeerde 1] c.s., deze noodzakelijkheid gemotiveerd hebben betwist.
2.5
Hetgeen de curator in zijn brief van de 10 september 2015 heeft geschreven onder de kopjes “terughoudendheid in optreden curator”, “voorkoming boedelkosten” en “boedelbeheer en -reconstructie”, is nieuw en heeft hij ter onderbouwing van zijn salarisverzoek te laat aangevoerd. Het zou op grond van het beginsel van hoor en wederhoor opnieuw nopen tot uitlating door de andere partijen en dit gaat het stadium van een eenvoudige salarisbepaling te buiten.
2.6
In het licht van het voorgaande oordeelt het hof slechts als noodzakelijk voor salarisvergoeding vatbaar die posten waarvan de minuten in de aan dit arrest gehechte bijlagen zijn omcirkeld. Met name de posten verantwoord onder
“Doorstart/voortztt.”en
“Activa”zijn niet als noodzakelijk voor toewijzing vatbaar, hetgeen eveneens geldt voor een omvangrijke tijdsbesteding in verband met het faillissementsverhoor. In het algemeen zijn weer wel die uren als noodzakelijk voor vergoeding vatbaar die samenhangen met informatieverstrekking over de status van het faillissement en aan gerechtelijke instanties, en verder die welke zijn gemaakt in verband met personeel, UWV en belastingdienst. Voor de door de curator verwachte afwikkelingsuren zal het hof na het arrest van de Hoge Raad nog 2 uur in 2015 voor vergoeding in aanmerking brengen.
Over 2014 levert dit aan voor vergoeding vatbare uren van de curator een totaal op van 22,8 uur (de door [geïntimeerde 1] c.s. bedoelde doublure op 1 oktober 2014 wordt niet vergoed) en voor zijn medewerker [A] een totaal van 1,7 uur, terwijl het over 2015 voor de curator gaat om een aantal uren van (4,3 + 2) = 6,3 uur. Aangezien de andere partijen niet meer hebben kunnen reageren op de uitleg van de curator dat de verhoging van zijn salaris over 2015 is gegrond op zijn inmiddels bereikte ervaringsfactor 1,3, zal voor beide jaren worden uitgegaan van zijn salaris over 2014 ad € 200 per uur plus btw (landelijk geldende basisuurtarief). Het salaris moet dus worden vastgesteld op (22,8 + 6,3) x € 200 per uur + 1,7 x 0,5 x € 200 per uur = € 5.990 plus btw.
De kantoor- en kilometerkosten belopen (€ 480 + € 38 + € 215,20 + € 7,60=) € 740,80 plus btw en zijn als onweersproken voor vergoeding vatbaar.
Het gaat derhalve om een totaalbedrag van (€ 5.990 + € 740,80) x 121% = € 8.144,26 inclusief btw.
2.7
Blijft de vraag te wiens laste het salaris en de kosten van de curator moeten worden gebracht, van [geïntimeerde 1] c.s. dan wel [appellante] dan wel een van beide in een door het hof te bepalen verhouding. Naar het oordeel van het hof zijn al deze voor vergoeding vatbaar geoordeelde kosten veroorzaakt door de onterecht gebleken aanvraag van het faillissement; dit wordt niet anders door de omstandigheid dat [geïntimeerde 1] c.s. het hoger beroep niet zouden hebben uitgelokt aangezien dit de consequentie was van hun aanvraag en persisteren. De kosten zijn derhalve toe te schrijven aan [geïntimeerde 1] c.s. Niet is gebleken van feiten en omstandigheden die erop wijzen dat de deze kosten, al dan niet mede, een gevolg zijn van een omstandigheid die aan [appellante] kan worden toegerekend. Daarom moeten zij ten laste worden gebracht van [geïntimeerde 1] c.s.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
stelt in aanvulling op het arrest van 9 oktober 2014 het salaris en de kosten van de curator verder vast op € 8.144,26 inclusief btw en brengt deze posten ten laste van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2];
wijst het door de curator meer of anders verzochte af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, Ch.E. Bethlem en A.S. Gratama, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2015.