Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 3 juni 2014 onder parketnummer 20-004406-12 tot straf veroordeeld onder meer ter zake van:
Het hof ontleent aan de inhoud van de hiervoor bedoelde bewijsmiddelen het oordeel dat de veroordeelde door middel van het begaan van voormeld feit een voordeel als bedoeld in artikel 36e, tweede lid, (oud) Sr heeft genoten.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen en heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat het voordeel is gebaseerd op een feit waarvoor veroordeelde door de rechtbank in de hoofdzaak is vrijgesproken, te weten het handelen als “marktdeelnemer”. Ook zou niet van levering van BMK aan een derde zijn gebleken.
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen,
voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers heeft hij opzettelijk daartoe:
- materialen bestemd voor het maken van een productieopstelling voor de productie van BMK (I‑fenyl-2-propanon)), te weten onder andere zwarte tonnen en een roermotor en plastic slangen voorhanden gehad.”
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
6 oktober 2020.