Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
26 mei 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 23 september 2014, waarin een verzoek tot uitlevering van de Verenigde Staten van Amerika werd behandeld. De opgeëiste persoon, geboren in 1959, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de Rechtbank. De advocaat van de opgeëiste persoon, mr. T.M.D. Buruma, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beslissing ter openbare zitting zal uitspreken, aangezien niet blijkt dat deze beslissing in het openbaar is uitgesproken, zoals vereist door artikel 29, eerste lid, van de Uitleveringswet in verbinding met artikel 362, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad heeft de klacht van de opgeëiste persoon gegrond verklaard, omdat uit de stukken niet blijkt dat de bestreden beslissing openbaar is gemaakt. De Hoge Raad heeft besloten om zelf de uitspraak ter openbare zitting uit te spreken, zoals de Rechtbank had behoren te doen. Het tweede middel dat door de opgeëiste persoon is ingediend, kan niet tot cassatie leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de uitspraak gedaan op 26 mei 2015.