Conclusie
Nummer23/04791
Inleiding
overtreding van artikel 5a van de wegenverkeerswet 1994", feit 1, en “
overtreding van artikel 163, tweede lid, van de wegenverkeerswet 1994”, feit 2, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest. Verder heeft het hof aan de verdachte opgelegd de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft ook beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, een en ander zoals nader in het arrest omschreven.
De ontvankelijkheid van het cassatieberoep
“blijkens de aan deze akte gehechte bijzondere volmacht”.
“Hoogachtend en met vriendelijke groet”en
“E. Maessen advocaat”lijken contouren van een handtekening zichtbaar te zijn. De contouren zijn echter onvoldoende om te kunnen vaststellen of de bijzondere volmacht daadwerkelijk is ondertekend door de betreffende raadsman.
Het eerste middel
Het tweede middel
“een tweetal juridisch-normatieve componenten”, te weten dat de verdachte
“(i) opzettelijk verkeersregels heeft overtreden en wel in ernstige [mate], alsmede dat (ii) daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.”
Bewijsmiddelen
Korte uiteenzetting van het juridisch kader
De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit.”
NJ2017/128 m.nt. Mevis, heeft de Hoge Raad enkele algemene beschouwingen gewijd aan de toepassing van bewijsmotiverings-voorschriften door het hof in geval van bevestiging, dan wel vernietiging van een mondeling vonnis van de politierechter. Deze beschouwingen houden – voor zover hier relevant – het volgende in:
en(ii) hij heeft nadien niet anders verklaard, noch is door hem of zijn raadsman vrijspraak bepleit. [7]
NJ2015/347 m.nt. Schalken:
De enkele omstandigheid dat de ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring niet met zoveel woorden alle onderdelen van de bewezenverklaring bestrijkt, behoeft niet te betekenen dat de verdachte het bewezenverklaarde niet heeft bekend. Bij de beantwoording van de vraag of van een bekennende verklaring sprake is, kan in het bijzonder van belang zijn of die verklaring tevens elementen bevat die de tenlastelegging op een of meer onderdelen bestrijden, alsmede welke procesopstelling de verdachte heeft gekozen, waarbij in verband met het voortbouwend appel met name betekenis toekomt aan zijn procesopstelling in hoger beroep.”
De beoordeling van het tweede middel
Het klopt dat ik de bewezenverklaarde feiten heb begaan”, “
wat er op de camerabeelden is te zien. Dat valt niet te ontkennen.”, “Ik had middelen gebruikt voordat ik ging rijden”, “Ik heb er een goede les van geleerd. Ik weet dat het fout is. Het is niet goed te praten.”, “Ik had een flesje teveel gedronken, daarom negeerde ik de politie.”, “Ik heb de camerabeelden gezien en vond deze zeker schrikbarend”.
De verdachte heeft het boetekleed aangetrokken. Hij heeft gezegd dat zijn gedrag niet goed is geweest. Daarmee toont hij aan dat hij spijt heeft.”