Uitspraak
1.Het verdere verloop van het geding
2.Beoordeling van het middel
,zoals volgt uit art. 475d leden 1 en 2 Rv, voor de berekening en toepassing van de beslagvrije voet. Op grond van art. 475b lid 3 Rv dienen eventuele nabetalingen te worden toegerekend aan de maand waarin de betaling had dienen plaats te vinden.
.De aanspraak op vakantiegeld wordt per maand opgebouwd en in de regel één keer per jaar uitbetaald; dit laatste kennelijk om te stimuleren dat het vakantiegeld daadwerkelijk voor vakantie wordt gebruikt.
De jaarlijkse uitbetaling van het vakantiegeld is geen nabetaling in de zin van art. 475b lid 3 Rv, omdat het niet gaat om een te late betaling van maandelijks verschuldigde bedragen.
Een andere opvatting, zoals die welke door het middel wordt aangevoerd, zou meebrengen dat de toepassing van de beslagvrije voet in gevallen waarin het maandelijkse inkomen beneden die voet blijft, tot verschillende uitkomsten leidt naar gelang het vakantiegeld jaarlijks dan wel maandelijks wordt uitbetaald. Aangezien het hier gaat om gevallen die in wezen gelijk zijn, bestaat voor dit verschil geen rechtvaardiging.
3.Beslissing
31 oktober 2014.