Uitspraak
15 oktober 2015, 15/536 en 15/1904 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
24 april 2014 ongegrond verklaard. Hiertoe is onder meer overwogen dat op correcte wijze gevolg is gegeven aan het door [firma] op het AOW-pensioen van appellant gelegde beslag. Ook de vakantie-uitkering die in mei is uitbetaald, is volgens de Svb terecht volledig aan de beslaglegger overgemaakt, omdat het inkomen van appellant in die maand dusdanig was dat de volledige vakantie-uitkering boven de beslagvrije voet van
€ 493,75 lag.
niet-ontvankelijk verklaard omdat de Svb hierover niet kan beslissen. Voorts is overwogen dat op het bezwaar tegen de niet aan hem uitgekeerde vakantie-uitkering in mei 2014 reeds is beslist in het besluit van 9 september 2014 en dat om die reden ook dit bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard.
23 januari 2015 (lees: 9 september 2014) had moeten aanmerken. Nu geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht zijn aangevoerd, heeft de rechtbank het bezwaar van appellant terecht ongegrond verklaard.