ECLI:NL:HR:2014:2991

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2014
Publicatiedatum
16 oktober 2014
Zaaknummer
13/06174
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op contractuele beëindigingsvergoeding na ontbinding arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Stichting Gezondheidscentra Eindhoven E.O. tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de vraag of de Stichting recht heeft op een contractuele beëindigingsvergoeding na de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de verweerder, die in België woont. De ontbinding vond plaats op basis van gewichtige redenen, en de Hoge Raad moest zich buigen over de uitleg van de relevante bepalingen in de arbeidsovereenkomst, met name het beding dat betrekking heeft op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

De Hoge Raad verwijst naar de Haviltex-norm, die stelt dat bij de uitleg van een contract niet alleen de letterlijke tekst, maar ook de bedoeling van partijen en de omstandigheden van het geval in aanmerking moeten worden genomen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de Stichting niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van het hof in stand blijft.

De Hoge Raad heeft de Stichting bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 2.580,34, bestaande uit € 380,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris van de advocaat van de verweerder. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door vice-president E.J. Numann, en de zaak is behandeld door een collegiaal gezelschap van rechters, waaronder vice-president F.B. Bakels als voorzitter.

Uitspraak

17 oktober 2014
Eerste Kamer
nr. 13/06174
LZ/LH
Hoge Raad der Nederlanden
STICHTING GEZONDHEIDSCENTRA EINDHOVEN E.O.,
gevestigd te Eindhoven,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats], België,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. S.F. Sagel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Stichting en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 791533 van de kantonrechter te Eindhoven van 12 april 2012;
b. het arrest in de zaak HD 200.110.333/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 augustus 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft de Stichting beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder] mede door mr. J.T. van der Kroon.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de Stichting heeft bij brief van 25 juli 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Stichting in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 380,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
17 oktober 2014.