Uitspraak
gevestigd te Eindhoven,
wonende te [woonplaats], België,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
17 oktober 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Stichting Gezondheidscentra Eindhoven E.O. tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de vraag of de Stichting recht heeft op een contractuele beëindigingsvergoeding na de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de verweerder, die in België woont. De ontbinding vond plaats op basis van gewichtige redenen, en de Hoge Raad moest zich buigen over de uitleg van de relevante bepalingen in de arbeidsovereenkomst, met name het beding dat betrekking heeft op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
De Hoge Raad verwijst naar de Haviltex-norm, die stelt dat bij de uitleg van een contract niet alleen de letterlijke tekst, maar ook de bedoeling van partijen en de omstandigheden van het geval in aanmerking moeten worden genomen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de Stichting niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van het hof in stand blijft.
De Hoge Raad heeft de Stichting bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 2.580,34, bestaande uit € 380,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris van de advocaat van de verweerder. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door vice-president E.J. Numann, en de zaak is behandeld door een collegiaal gezelschap van rechters, waaronder vice-president F.B. Bakels als voorzitter.