(vii) In de eerdere procedure heeft [eiser] in zijn conclusie na deskundigenbericht tevens incidentele conclusie tot het treffen van een voorlopige voorziening onder meer gesteld op welk bedrag het woongenot van [betrokkene 1] sinds september 1980 kan worden bepaald. Voorts heeft [eiser] betoogd dat dit bedrag dient te worden vermeerderd met rente, de hoogte van het rentebedrag berekend en opgemerkt “[eiser] maakt aanspraak op de helft van dit bedrag”. Ten slotte heeft [eiser] in het incident gevorderd dat [betrokkene 1] wordt veroordeeld tot betaling “ten titel van voorschot op de door [betrokkene 1] in te brengen en met [eiser] te delen vergoeding voor het woongenot een bedrag van € 40.000,-- (…), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden.”
(viii) De vordering in het incident in de eerdere procedure is afgewezen.
(ix) Bij eindvonnis van 9 maart 2005 in de eerdere procedure heeft de rechtbank onder meer als volgt overwogen en beslist:
“5.2 In het vonnis van 20 augustus 2003 is onder 4.4. al geoordeeld dat mevrouw [betrokkene 1] een woonvergoeding aan de boedel verschuldigd is. (…)
Dat tegen elkaar afwegend is het standpunt van [eiser] dat de woonvergoeding van [betrokkene 1] aan de boedel in 2003 op € 500,- per maand moet worden gesteld, en teruggerekend tot € 190,10 per maand in 1980 (…) alleszins redelijk. Daarbij wordt opgemerkt dat het een vergoeding aan de boedel is, en [betrokkene 1] dus uiteindelijk maar de helft hoeft te dragen, terwijl de inkomsten uit kamerverhuur al die jaren geheel voor haar zijn geweest. Conclusie is dat [betrokkene 1] wegens genoten woongenot € 96.446,96 in de boedel moet inbrengen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding.
(…)
De beslissing
De rechtbank,
in conventie
(…)
3. verklaart voor recht dat [eiser] gerechtigd is tot de helft van de waarde die moet worden toegekend aan de bewoning door [betrokkene 1] van de woning (…),
4. stelt de onder 3 bedoelde waarde over de periode 1 oktober 1980 tot 1 januari 2004 vast op € 96.446,96 en voor de periode nadien op € 500,- per maand, met ingang van 1 januari 2004 geïndexeerd volgens de prijsindexcijfers bedoeld in productie 1 bij de conclusie van [eiser] d.d. 21 juli 2004,
(…)
6. veroordeelt beide partijen hun medewerking te geven aan het doen opstellen van een akte tot scheiding en deling van de nalatenschap van [betrokkene 2], met als grondslag de notariële akte verleden ten overstaan van notaris Y.O. Donders d.d. 14 mei 1981 maar met inachtneming van wat is overwogen in dit vonnis.
(…)
10. wijst af wat meer of anders is gevorderd,
(…)”