ECLI:NL:HR:2011:BP0531
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de verdeling van een nalatenschap en de verwerping van het cassatieberoep
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, gaat het om een cassatieberoep van de erven van [betrokkene 1] tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Arnhem en het gerechtshof te Arnhem. De erven, die als eisers in cassatie optreden, hebben beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank van 20 augustus 2003 en 9 maart 2005, alsook tegen de arresten van het hof van 13 maart 2007 en 12 mei 2009. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken voor het verloop van het geding in feitelijke instanties. De advocaat van de eisers, mr. R.T.R.F. Carli, heeft de zaak toegelicht, terwijl de verweerder niet is verschenen. De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, met toepassing van artikel 81 RO. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op nihil. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is openbaar uitgesproken op 25 maart 2011.