ECLI:NL:HR:2011:BP0531

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04093
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de verdeling van een nalatenschap en de verwerping van het cassatieberoep

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, gaat het om een cassatieberoep van de erven van [betrokkene 1] tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Arnhem en het gerechtshof te Arnhem. De erven, die als eisers in cassatie optreden, hebben beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank van 20 augustus 2003 en 9 maart 2005, alsook tegen de arresten van het hof van 13 maart 2007 en 12 mei 2009. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken voor het verloop van het geding in feitelijke instanties. De advocaat van de eisers, mr. R.T.R.F. Carli, heeft de zaak toegelicht, terwijl de verweerder niet is verschenen. De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, met toepassing van artikel 81 RO. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op nihil. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is openbaar uitgesproken op 25 maart 2011.

Uitspraak

25 maart 2011
Eerste Kamer
09/04093
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
De erven van [betrokkene 1],
gewoond hebbende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 90104/HA ZA 02-1225 van de rechtbank Arnhem van 20 augustus 2003 en 9 maart 2005;
b. de arresten in de gevoegde zaken 2005/538 en 2005/973 van het gerechtshof te Arnhem van 13 maart 2007 (tussenarrest) en 12 mei 2009 (eindarrest).
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eisers] toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het gehele cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 25 maart 2011.