ECLI:NL:HR:2009:BH2465

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/10708 en 07/13495
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanvulling van een uitspraak op voet van art. 32 Rv bij afwijzing van meer of anders gevorderde vordering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2009 uitspraak gedaan in de cassatieprocedures met de nummers 07/10708 en 07/13495. De zaak betreft een geschil tussen [eiseres] en [verweerder], waarbij [verweerder] in eerste instantie vorderingen had ingesteld tegen zowel [eiseres] als Dino Music B.V. De rechtbank te Amsterdam heeft op 23 maart 2005 de vorderingen van [verweerder] afgewezen. Hierop heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld, waarbij hij zijn eis heeft gewijzigd. Het gerechtshof te Amsterdam heeft op 29 maart 2007 het vonnis van de rechtbank voor zover dat tegen Dino was gewezen bekrachtigd, maar het vonnis tegen [eiseres] vernietigd. Het hof heeft [eiseres] veroordeeld om verkoopoverzichten met betrekking tot het album [A] aan [verweerder] te verstrekken en een royalty van 1% over de relevante omzet te betalen. In een aanvullend arrest van 6 september 2007 heeft het hof de betalingsverplichting van [eiseres] verder gespecificeerd.

Tegen deze arresten heeft [eiseres] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten van [eiseres] niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad overweegt dat aanvulling van een uitspraak op de voet van artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ook mogelijk is wanneer de rechter een (deel van een) vordering over het hoofd heeft gezien, zelfs als het dictum een afwijzing van het 'meer of anders' gevorderde bevat. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen en [eiseres] in de kosten van het geding veroordeeld, die aan de zijde van [verweerder] op nihil zijn begroot.

Uitspraak

10 april 2009
Eerste Kamer
07/10708 en 07/13495
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaken van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties in beide zaken
[Verweerder] heeft bij exploten van 8 december 2003 Dino Music B.V. (hierna: Dino) en [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd, kort gezegd, Dino en [eiseres] hoofdelijk te veroordelen aan [verweerder] inzage te verschaffen in de omzetcijfers uit het verleden en in de toekomst van het album [A], alsmede aan hem te betalen de helft van de door Dino aan [eiseres] uitbetaalde en nog uit te betalen producersroyalties, een en ander op straffe van een dwangsom.
Dino en [eiseres] hebben de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na een comparitie van partijen te hebben gelast, bij eindvonnis van 23 maart 2005 de vorderingen van [verweerder] afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. In hoger beroep heeft [verweerder] zijn eis gewijzigd als vermeld in de memorie van grieven.
Bij arrest van 29 maart 2007 heeft het hof het vonnis van de rechtbank voor zover gewezen tegen Dino bekrachtigd en het vonnis voor zover gewezen jegens [eiseres] vernietigd. In zoverre opnieuw rechtdoende heeft het hof [eiseres] veroordeeld om alle bestaande en toekomstige verkoopoverzichten (statements) met betrekking tot [A] aan [verweerder] toe te sturen en aan [verweerder] een royalty van 1% over de relevante omzet van [A] te betalen. Het meer of anders gevorderde heeft het hof afgewezen. Bij aanvullend arrest van 6 september 2007 heeft het hof het dictum van het arrest van 29 maart 2007 'inzake de aan [eiseres] opgelegde betalingsverplichting' als volgt aangevuld:
"te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 90 dagen na, ieder na 1 oktober 1999 volgend kalenderjaar, de tijdstippen dat [eiseres] de producersroyalties aan [verweerder] zou hebben moeten betalen".
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie in beide zaken
Tegen beide arresten van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaardingen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is in beide zaken verstek verleend.
De advocaat van [eiseres] heeft beide zaken schriftelijk toegelicht.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt in beide zaken tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel in de zaak met nr. 07/10708
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het middel in de zaak met nr. 07/13495
4.1 De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4.2 De Hoge Raad ziet nochtans aanleiding ten overvloede te overwegen dat - anders dan in de memorie van toelichting bij wetsontwerp 26 855 met betrekking tot art. 1.3.13 is opgemerkt, zoals is weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.4.1 - aanvulling van een uitspraak op de voet van art. 32 Rv. ook kan plaatsvinden als het dictum van die uitspraak weliswaar een afwijzing van het "meer of anders" gevorderde dan wel verzochte bevat, maar de rechter tot de conclusie komt dat hij daarbij een (deel van de) vordering of een (deel van het) verzoek over het hoofd heeft gezien en die afwijzing daarop dan ook geen betrekking heeft.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
in beide zaken:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 april 2009.