Uitspraak
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Amsterdamvan 11 oktober 2012, nr. 11/00760, betreffende uitnodigingen tot betaling van douanerechten.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende douanerechten. De belanghebbende, een B.V., had tegen uitnodigingen tot betaling van douanerechten bezwaar gemaakt. De douane had in totaal elf aangiften voor het in het vrije verkeer brengen van knoflooktenen gedaan, waarbij de knoflook als 'bevroren knoflook' was omschreven. De Inspecteur stelde echter dat de knoflook niet als bevroren, maar als gekoeld moest worden aangemerkt, wat leidde tot een hogere belasting. De Rechtbank te Haarlem had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar het Gerechtshof Amsterdam vernietigde deze uitspraak voor twee aangiften en verklaarde de uitnodigingen tot betaling voor deze aangiften ongeldig.
De belanghebbende ging in cassatie tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat de vergissing van de douane bij de afhandeling van de aangiften niet automatisch geldt voor alle aangiften die daarop volgden. De Hoge Raad benadrukte dat de bescherming van het wettelijk te beschermen vertrouwen van de beroepsaangever alleen geldt als de vergissing van de douane zelf is en dat deze niet kan worden uitgebreid naar andere aangiften zonder controle. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet had beoordeeld of de handelingen van de douane in samenhang met andere gedragingen een vergissing vormden die het vertrouwen van de belanghebbende wekte. Daarom verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad gelastte ook dat de Staat het griffierecht van de belanghebbende vergoedt en veroordeelde de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten van de belanghebbende.