Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Amsterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
De diverse betekeningen van het vonnis die hebben plaatsgevonden, hadden weliswaar stuitende werking, maar op grond van art. 3:319 lid 2 BW ging daardoor een nieuwe verjaringstermijn lopen van slechts vijf jaar.
De betekeningen in 1991 en 1996 hebben daardoor niet tot een later tijdstip van verjaring geleid dan dat welk gold ingevolge de oorspronkelijke verjaringstermijn. Op grond van art. 3:319 lid 2 BW bleef 27 juni 2010 daarom het einde van de verjaringstermijn. De betekeningen van het vonnis die hebben plaatsgevonden op 19 juli 2010 en 16 maart 2011, waren te laat, want dateren van na 27 juni 2010.
De stuiting door de betekening van het vonnis op 16 maart 2011 heeft derhalve tijdig plaatsgevonden.
4.Beslissing
27 september 2013.