In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin Pegroam B.V. [appellant] aansprakelijk stelde voor schade die zou zijn ontstaan door een beroepsfout. De advocaat van [appellant] had in 2002 executoriaal derdenbeslag gelegd, maar verzuimde om binnen vijf jaar na het leggen van het beslag de verjaring van de vordering te stuiten. Pegroam stelde dat de advocaat een fout had gemaakt door niet tijdig stuitingshandelingen te verrichten. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde echter dat het leggen van executoriaal beslag een voortdurende stuitende werking heeft, waardoor de verjaring van de vordering was gestuit. De rechtbank had ten onrechte aangenomen dat de vordering was verjaard. Het hof concludeerde dat een redelijk handelend en bekwaam advocaat mocht aannemen dat het gelegde beslag de verjaring zou stuiten. Daarom heeft [appellant] geen beroepsfout gemaakt en zijn de vorderingen van Pegroam afgewezen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verwees Pegroam in de kosten van het geding.