ECLI:NL:HR:2013:BZ3490
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- R.J. Koopman
- Th. Groeneveld
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen en bewijsvoering bij beboetbare feiten
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 december 2011, waarin navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) zijn opgelegd aan de belanghebbende over de jaren 1990 tot en met 1997. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met een verhoging van honderd procent van de nagevorderde belasting, zonder kwijtschelding, en met in rekening gebrachte heffingsrente. Daarnaast zijn er ook navorderingsaanslagen en boeten opgelegd voor de jaren 1998 tot en met 2000. De Inspecteur heeft de uitspraken gehandhaafd na bezwaar van de belanghebbende.
Het Hof heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, en de navorderingsaanslagen verminderd. Tevens zijn de verhogingen voor de jaren 1990 tot en met 1992 en 1995 tot en met 1997 kwijtgescholden, en zijn de boetebeschikkingen voor de jaren 1998 tot en met 2000 vernietigd. De belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld, waarbij de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft vastgesteld dat het vermoeden bestaat dat de belanghebbende rekeninghouder was bij de Kredietbank Luxembourg (KB-Lux) en dat hij dit vermoeden niet heeft weerlegd. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof voor wat betreft de verhogingen voor de jaren 1993 en 1994 en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. De Hoge Raad gelast ook dat de Staat de belanghebbende vergoedt voor het betaalde griffierecht en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten van de belanghebbende in cassatie.