ECLI:NL:HR:2013:BX4036
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- C.B. Bavinck
- C.H.W.M. Sterk
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Waardering van een pand bij inbreng in ondernemingsvermogen en de invloed van duurzame zelfbewoning
In deze zaak gaat het om de waardering van een pand dat door de belanghebbende, een ondernemer, is ingebracht in zijn ondernemingsvermogen. De belanghebbende woonde op 1 januari 2004 met zijn gezin in een woning aan de a-straat 1 te Z en startte op die datum een eenmanszaak. De woning werd verbouwd en uitgebreid voor de werkzaamheden van de onderneming. De belanghebbende heeft de woning op de balans geactiveerd naar de vrije verkoopwaarde op 1 januari 2004, welke waarde door hem en de Inspecteur is overeengekomen op € 600.000. De Inspecteur legde echter een aanslag in de inkomstenbelasting op voor het jaar 2006, waarbij hij het boekverlies van de belanghebbende bij de aanslag corrigeerde. De Rechtbank te Breda verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, maar het Hof vernietigde deze uitspraak en stelde een verlies uit werk en woning vast.
De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd door de inbrengwaarde van de woning te baseren op de waarde in vrij opleverbare staat, zonder rekening te houden met de duurzame zelfbewoning van het pand. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van de waarde in het economische verkeer bij de inbreng van een pand in het ondernemingsvermogen, vooral wanneer het pand door de belastingplichtige zelf wordt bewoond.