In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de aanslagen in de inkomstenbelasting en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2009 zijn gehandhaafd. Belanghebbende, een belastingadviseur, had een onderneming gestart en zijn woning tot ondernemingsvermogen gerekend. De Inspecteur stelde dat de woning bij de waardering in de openingsbalans onjuist was gewaardeerd, omdat geen rekening was gehouden met de waardedruk van duurzame zelfbewoning. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de woning in 2007 te hoog was gewaardeerd in de ondernemingsbalans. Belanghebbende voerde aan dat de waardering destijds niet onjuist was volgens de wetgeving en jurisprudentie. Het hof verwierp dit standpunt en oordeelde dat de Inspecteur de onjuiste waardering mocht herstellen op basis van de foutenleer. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor vermindering van de aanslagen of de heffingsrente. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 20 oktober 2015.