ECLI:NL:HR:2012:BX0736
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van het arrest van het gerechtshof te Amsterdam inzake ontheffing en gebruiksvergoeding door Hoogheemraadschap van Rijnland
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door het Hoogheemraadschap van Rijnland tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de ontheffing die aan [verweerder] was verleend voor het hebben van een steiger in de Ringvaart, die eigendom is van het Hoogheemraadschap. Het Hoogheemraadschap vorderde de verwijdering van de steiger en een gebruiksvergoeding, omdat [verweerder] weigerde een privaatrechtelijke gebruiksregeling te ondertekenen. De rechtbank had de vordering van het Hoogheemraadschap toegewezen, maar het hof had deze vordering afgewezen. Het hof oordeelde dat de ontheffing die aan [verweerder] was verleend, niet alleen betrekking had op de publiekrechtelijke aspecten, maar ook impliciet toestemming gaf voor het privaatrechtelijke gebruik van het water en de waterbodem onder de steiger. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de ontheffing en de privaatrechtelijke toestemming niet onlosmakelijk met elkaar verweven zijn en dat het Hoogheemraadschap het recht heeft om een gebruiksvergoeding te vragen. De uitspraak benadrukt het onderscheid tussen publiekrechtelijke ontheffingen en privaatrechtelijke gebruiksrechten, en bevestigt dat het Hoogheemraadschap zijn eigendomsrechten kan uitoefenen door een vergoeding te eisen voor het gebruik van zijn eigendommen.