ECLI:NL:HR:2012:BW9183
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie in vervolging wegens hennepteelt
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was vervolgd voor het opzettelijk aanwezig hebben van 326 gram henneptoppen in zijn woning. Het Hof had geoordeeld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging, ondanks het verweer van de verdachte dat hij niet op bedrijfsmatige wijze hennep had geteeld en slechts vijf hennepplanten had. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (HR LJN BO4015) en oordeelde dat de hoeveelheid hennep die was aangetroffen, meer dan 30 gram was, wat de vervolging rechtvaardigde. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, omdat het Hof de verwerping van het verweer van de verdachte als onjuist had gekwalificeerd. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De Hoge Raad benadrukte dat de Aanwijzing Opiumwet van 6 februari 2002, die stelt dat bij een teelt van niet meer dan vijf hennepplanten een politiesepot in de rede ligt, niet van toepassing was in dit geval, gezien de aangetroffen hoeveelheid hennep. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de uitleg van de Aanwijzing en de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in soortgelijke zaken.