Overwegingen
1. Op 11 februari 2018 heeft de politie geconstateerd dat een deel van de woning aan de [adres] in [plaats] was ingericht ten behoeve van het bedrijfsmatig telen van hennep, is er 20,7 gram hennep aangetroffen en is geconstateerd dat sprake was van diefstal van energie.
2. Bij besluit van 2 mei 2018 heeft verweerder daarom een last onder dwangsom aan eiser opgelegd van € 25.000,- waarbij is gelast dat eiser ervoor zou zorgen dat de woning aan de [adres] te [plaats] , dan wel in of op het bij de woning behorende erf (de woning) niet meer in strijd met de Opiumwet zou worden gebruikt.
3. Op 5 juni 2019 heeft een onderzoek door de politie plaatsgevonden in de woning. Op de zolder van de woning zijn meerdere takken met henneptoppen (296,1 gram) aangetroffen. Verder is geconstateerd dat in de schuur van de woning strafbare voorbereidingshandelingen hebben plaatsgevonden.
2. Bij het primaire besluit I heeft verweerder daarom een herhaalde last onder dwangsom opgelegd. Indien binnen drie jaar na 5 juni 2019 in de woning wederom een overtreding van de Opiumwet wordt geconstateerd, verbeurt eiser een dwangsom van € 50.000,- en zal de woning voor een periode van 3 maanden worden gesloten.
4. Bij het primaire besluit II heeft verweerder de bij besluit van 2 mei 2018 opgelegde dwangsom van € 25.000,-, die door voornoemde overtreding van de Opiumwet van rechtswege is verbeurd, ingevorderd.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder beide primaire besluiten gehandhaafd.
6. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat tijdens het onderzoek op 5 juni 2019 door de politie is vastgesteld dat een deel van de woning in gebruik was voor het bedrijfsmatig bewerken (drogen) van hennep. Op de zolder van de woning zijn meerdere takken met henneptoppen aangetroffen. De henneptoppen zijn van de takken gescheiden. Het totaalgewicht van de aangetroffen henneptoppen was 296,1 gram. Uit de overwegingen bij het besluit blijkt ook dat de toezichthouder heeft geconcludeerd dat de reële opbrengst van de henneptoppen niet hoger zal zijn dan 30 gram. Er is verder op zolder een koolstoffilter aangetroffen, die was aangesloten op een slakkenhuisventilator. Ook zijn er in de schuur voorwerpen aangetroffen. De politie heeft geconcludeerd dat het aannemelijk is dat de aangetroffen en inbeslaggenomen voorwerpen bestemd zijn voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Het is daarom aannemelijk dat met het voorhanden hebben van deze voorwerpen sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet. Daarbij komt dat de aangetroffen hoeveelheid hennep, ook wanneer uitgegaan wordt van 30 gram, de voor persoonlijk gebruik bedoelde hoeveelheid overstijgt. Het is niet aannemelijk dat de cannabis uitsluitend voor persoonlijk gebruik was bedoeld. Vanwege bijzondere omstandigheden wordt de woning niet gesloten, maar wordt een last onder dwangsom opgelegd van € 50.000,-. Er zijn geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan van de invordering van de dwangsom van € 25.000,- zou moeten worden afgezien. De financiële omstandigheden van eiser zijn daarvoor geen aanleiding.
7. Het beroep van eiser ziet op de herhaalde last onder dwangsom en het invorderingsbesluit. Eiser heeft ter zitting aangegeven dat het beroep niet ziet op de hoogte van de opgelegde herhaalde last onder dwangsom.
8. Eiser voert - naar de rechtbank begrijpt - aan dat geen sprake is van een overtreding van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Eiser erkent weliswaar dat er meerdere takken met henneptoppen zijn aangetroffen, maar betwist dat sprake was van 291,6 gram hennep. Er was in de zeven toppen sprake van toprot. Bovendien waren de toppen nog niet gedroogd. Eiser verwijst naar het primaire besluit I waarin staat dat de toezichthouder, de heer Wijler, heeft geconcludeerd dat de reële opbrengst van de henneptoppen niet hoger zal zijn dan 30 gram. Eiser heeft ter zitting verwezen naar twee strafrechtelijke uitsprakenwaaruit volgens hem - naar de rechtbank eveneens begrijpt - volgt dat de toppen nog geen eindproduct zijn, zodat de norm van 5 planten van toepassing is, dan wel een norm van 30 gram, in plaats van 5 gram.
9. In artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is bepaald dat de burgemeester bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als in de bij de Opiumwet behorende lijst I of lijst II wordt verkocht, afgeleverd, verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
10. Op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), kan een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
11. Gelet op de tekst van artikel 13b, eerste lid ,van de Opiumwet, beschikt verweerder bij de uitoefening van de daarin neergelegde bevoegdheid over beleidsvrijheid. Daaruit vloeit voort dat de rechter de invulling van die bevoegdheid door verweerder terughoudend moet toetsen.
12. Verweerder heeft voor de toepassing van zijn bevoegdheid de Beleidsregels Damoclesbeleid gemeente Almere 2017 (hierna: het Damoclesbeleid) vastgesteld.
13. Uit rechtspraak van de Afdelingvolgt dat bij aanwezigheid van meer dan 5 gram softdrugs, of meer dan 5 hennepplanten in een woning, het in beginsel aannemelijk is dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking in de zin van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet. Er is dan sprake van een handelshoeveelheid drugs.
14. Tussen partijen is niet in geschil dat in de woning meerdere takken met henneptoppen zijn aangetroffen. Gezien het gestelde hierover in het primaire besluit I op pagina 6, het verweerschrift en hetgeen ter zitting is besproken, is tussen partijen evenmin in geschil dat de reële opbrengst van aangetroffen henneptoppen niet meer dan 30 gram zal zijn.
15. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat nog geen sprake was van een eindproduct zodat de norm van 5 planten, dan wel een norm van 30 gram van toepassing is. De uitspraken waar eiser naar verwezen heeft (voor zover deze de stelling van eiser al onderbouwen) betreffen strafrechtelijke (en geen bestuursrechtelijke) uitspraken. Deze uitspraken zijn in deze dan ook niet van toepassing. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt ter zitting dat in een geval als dit waar geen planten in de woning zijn aangetroffen, maar slechts henneptoppen, het gebruikelijk is om aan te sluiten bij de norm dat de aanwezigheid van maximaal 5 gram hennep wordt gedoogd. Nu de reële opbrengst van de henneptoppen maximaal 30 gram hennep bedraagt, wordt daarmee deze norm ruimschoots overschreden. De vraag of het gewicht van de henneptoppen daadwerkelijk 296,1 gram is en de vraag of het al dan niet reeds gedroogde toppen waren, behoeft dan ook geen beantwoording. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat sprake was van een overtreding van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. De beroepsgrond slaagt niet.
16. Eiser heeft aangevoerd dat de hennep voor persoonlijk (medicinaal) gebruik bestemd was. Eiser verwijst daarvoor naar een verklaring van de huisarts van 27 februari 2020.
17. De rechtbank is van oordeel dat het uitgangspunt is dat ook in geval van medicinaal gebruik de normen zoals opgenomen in overweging 15 van toepassing zijn. De rechtbank volgt verweerder verder in diens standpunt dat uit de verklaring van de huisarts slechts blijkt dat eiser al jaren cannabis gebruikt in verband met verschillende klachten, en dat eiser omdat hij voor het cannabisgebruik geen vergoeding kreeg deze zelf is gaan verbouwen. Uit de verklaring blijkt niet een door de huisarts voortgeschreven hoeveelheid en frequentie van het gebruik van hennep, en daaruit blijkt dus ook niet dat het voor eiser medisch gezien noodzakelijk is om een hoeveelheid van 30 gram in huis te hebben. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aangetroffen hoeveelheid hennep (alleen) voor persoonlijk (medicinaal) gebruik was bestemd. De beroepsgrond slaagt niet.
18.Eiser voert aan dat, voor zover verbeurd, de invordering van de dwangsom op grond van de last onder dwangsom van 2 mei 2018 onaanvaardbare risico’s met zich meebrengt, niet alleen op financieel vlak, maar ook medisch gezien. Hij heeft niet de draagkracht om deze dwangsom te betalen.
19. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de belangen van eiser naar behoren zijn meegewogen bij het besluit tot invordering van de verbeurde dwangsom. De financiële situatie van eiser is een bijzondere omstandigheid op grond waarvan van invordering kan worden afgezien.
20. De rechtbank overweegt als volgt. Gezien de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) geldt dat bij een besluit tot invordering van een verbeurde dwangsom aan het belang van invordering een zwaarwegend gewicht wordt toegekend. Slechts in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien.
21. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn verminderde financiële draagkracht niet heeft onderbouwd. Ter zitting heeft hij slechts gesteld dat hij een WIA-uitkering geniet en schulden heeft. Los daarvan volgt uit rechtspraak van de Afdeling dat een beroep op geringe draagkracht in de invorderingsfase in beginsel niet voor honorering in aanmerking komt.Eiser heeft ook de door hem gestelde medische risico’s niet onderbouwd. De hiervoor reeds genoemde verklaring van de huisarts biedt daar geen enkel aanknopingspunt voor. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de stellingen van eiser geen aanleiding zijn om van invordering van de dwangsom af te zien. De beroepsgrond slaagt niet.
22. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.