ECLI:NL:HR:2012:BV6736
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep inzake navorderingsaanslag vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van een cassatieberoep van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting over het jaar 2000, waarbij ook een boete is opgelegd. De Inspecteur had de navorderingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd na bezwaar. De Rechtbank te Haarlem verklaarde het beroep ongegrond. X B.V. ging in hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en de navorderingsaanslag en boetebeschikking vernietigde. X B.V. stelde vervolgens beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Hof.
In cassatie werd door X B.V. aangevoerd dat er een (processueel) belang was bij een beslissing op het beroep in cassatie, omdat de uitspraak van het Hof gevolgen zou kunnen hebben voor belastingaanslagen over latere jaren. Dit betrof met name de aanwezigheid van goodwill in de artsenpraktijk en de afschrijving daarop. De Hoge Raad verwierp deze stelling, omdat het belang bij het cassatieberoep niet kan worden ontleend aan het lot van andere belastingaanslagen dan de aanslag die aan de orde is. Het oordeel van het Hof over de belastingheffing voor het onderhavige jaar is niet bindend voor andere jaren.
De Hoge Raad concludeerde dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het niet kon leiden tot een gunstiger resultaat voor X B.V. De proceskosten werden niet toegewezen, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 februari 2012.