ECLI:NL:HR:2012:BV6736

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/03244
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep inzake navorderingsaanslag vennootschapsbelasting

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van een cassatieberoep van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting over het jaar 2000, waarbij ook een boete is opgelegd. De Inspecteur had de navorderingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd na bezwaar. De Rechtbank te Haarlem verklaarde het beroep ongegrond. X B.V. ging in hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en de navorderingsaanslag en boetebeschikking vernietigde. X B.V. stelde vervolgens beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Hof.

In cassatie werd door X B.V. aangevoerd dat er een (processueel) belang was bij een beslissing op het beroep in cassatie, omdat de uitspraak van het Hof gevolgen zou kunnen hebben voor belastingaanslagen over latere jaren. Dit betrof met name de aanwezigheid van goodwill in de artsenpraktijk en de afschrijving daarop. De Hoge Raad verwierp deze stelling, omdat het belang bij het cassatieberoep niet kan worden ontleend aan het lot van andere belastingaanslagen dan de aanslag die aan de orde is. Het oordeel van het Hof over de belastingheffing voor het onderhavige jaar is niet bindend voor andere jaren.

De Hoge Raad concludeerde dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het niet kon leiden tot een gunstiger resultaat voor X B.V. De proceskosten werden niet toegewezen, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 februari 2012.

Uitspraak

24 februari 2012
nr. 11/03244
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 juni 2011, nr. P09/00507, betreffende een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is over het jaar 2000 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, alsmede een boete. De navorderingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 08/1484) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, en de uitspraken van de Inspecteur alsmede de navorderingsaanslag en de boetebeschikking vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
3.1. Het Hof heeft de in geding zijnde navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting over het jaar 2000 alsmede de boetebeschikking vernietigd. Aangezien het beroep in cassatie dienaangaande niet kan leiden tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat, heeft belanghebbende geen belang bij dat beroep.
3.2. Belanghebbende heeft in cassatie aangevoerd dat haar (processuele) belang bij een beslissing op het beroep in cassatie is gelegen in de gevolgen van de uitspraak van het Hof voor (ambtshalve te verlenen verminderingen van) belastingaanslagen over latere jaren in verband met de in 's Hofs uitspraak besloten liggende beslissing over de eventuele aanwezigheid in de artsenpraktijk van goodwill en de afschrijving daarop. Belanghebbende heeft daarbij, gelet ook op de in de conclusie van repliek gegeven toelichting, klaarblijkelijk het oog op de belastingaanslagen van andere belastingplichtigen.
De stelling wordt verworpen. Een belang bij het beroep in cassatie in het onderhavige geding kan niet zijn gelegen in het lot van andere belastingaanslagen dan de aanslag die aan de orde is, aangezien 's Hofs oordeel over de belastingheffing voor het onderhavige jaar daarvoor niet bindend is.
3.3. Hetgeen hiervoor in 3.1 en 3.2 is overwogen, brengt mee dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2012.