ECLI:NL:HR:2012:BV6684
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en internationaal privaatrecht: toepasselijk recht en grievenstelsel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontbinding van een huwelijk en de scheiding van tafel en bed. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 16 maart 2011 was gegeven. De vrouw, verweerder in cassatie, was niet verschenen en had geen verweerschrift ingediend. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank 's-Gravenhage en het gerechtshof, die relevant zijn voor het verloop van het geding.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas was om het beroep van de man te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de man verworpen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels, waarbij de andere raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, M.A. Loth en G. Snijders ook betrokken waren. De uitspraak is van belang voor de toepassing van het internationaal privaatrecht in echtscheidingszaken en de beoordeling van grieven in cassatie.