ECLI:NL:HR:2011:BR2337
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep en de gevolgen van een onvolledige akte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2011 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, waarin de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep. De advocaat van de verdachte, mr. K.S. Suls, had een akte ingediend om hoger beroep in te stellen, maar deze akte bevatte niet de verklaring dat hij door de verdachte was gevolmachtigd om dit rechtsmiddel aan te wenden. De advocaat-generaal stelde dat dit verzuim niet binnen de beroepstermijn kon worden hersteld, wat leidde tot de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had miskend dat de akte was opgesteld door een justitiële autoriteit en dat de ondertekenaar erop mocht vertrouwen dat de akte geen fatale fouten bevatte. De Hoge Raad benadrukte dat de akte rechtsgeldig was ingesteld, ondanks het ontbreken van de specifieke volmachtverklaring. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor herbehandeling.
Deze uitspraak onderstreept het belang van de rol van de advocaat en de vertrouwensrelatie tussen de advocaat en de justitiële autoriteit bij het indienen van rechtsmiddelen. De Hoge Raad bevestigde dat de akte, ondanks de omissie, bepalend is voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep, vooral wanneer deze is ingediend door een professionele procesdeelnemer.