ECLI:NL:GHLEE:2010:BN0895

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002155-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het hoger beroep bij onvolledige akte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 25 juni 2010 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de verdachte. De verdachte was eerder door de kantonrechter van de rechtbank Assen veroordeeld voor een overtreding. De akte van hoger beroep, ingediend door de advocaat van de verdachte, bevatte echter een omissie: het ontbrak aan een duidelijke volmacht van de verdachte aan haar advocaat, mr. K.S. Suls, om namens haar hoger beroep in te stellen. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard diende te worden, omdat het verzuim in de akte niet binnen de beroepstermijn was hersteld. Dit standpunt werd ondersteund door eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad.

Het hof oordeelde dat de omissie in de akte voor rekening van de verdachte kwam. Ondanks de verklaring van de verdachte ter zitting dat zij haar advocaat had gevolmachtigd, was het hof van mening dat in dit geval, waarin het rechtsmiddel door een professionele procesdeelnemer was ingesteld, de akte bepalend moest worden geacht. De advocaat-generaal had terecht opgemerkt dat het verzuim na het verstrijken van de beroepstermijn niet kon worden hersteld.

Uiteindelijk verklaarde het hof de verdachte niet-ontvankelijk in haar hoger beroep, omdat de akte niet op rechtsgeldige wijze was ingediend. Dit arrest benadrukt het belang van een correcte en volledige akte bij het instellen van hoger beroep, vooral wanneer dit door een advocaat gebeurt. Het hof baseerde zijn oordeel op de relevante wetgeving en eerdere uitspraken van de Hoge Raad.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002155-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-018037-09
Arrest van 25 juni 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Assen van 19 augustus 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. J.M.H.W Bindels, advocaat te Arnhem.
Het vonnis waarvan beroep
De kantonrechter heeft de verdachte bij het vonnis wegens een overtreding veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep, nu uit de appelakte niet blijkt dat de comparant mr. K.S. Suls bepaaldelijk door de verdachte was gevolmachtigd om namens deze hoger beroep in te stellen en dit verzuim niet binnen de beroepstermijn is hersteld. De advocaat-generaal beroept zich daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2009, LJN BJ7810. Hij leidt hieruit onder meer af dat bedoeld verzuim na het einde van de beroepstermijn niet kan worden hersteld zodat het de verdachte niet had gebaat indien het openbaar ministerie de raadsman van de verdachte voorafgaand aan de zitting had ge?nformeerd omtrent het verzuim.
De raadsman van de verdachte heeft ter zitting gesteld dat hij door de stellingname van de advocaat-generaal is overvallen. De door hem ingeschakelde advocaat was wel degelijk bepaaldelijk door de verdachte gevolmachtigd om namens haar het beroep in te stellen. De verdachte heeft dit ter zitting van het hof bevestigd. De raadsman gaat ervan uit dat het enkele verzuim in de akte niet zonder meer tot niet-ontvankelijkheid behoeft te leiden.
De akte hoger beroep houdt in dat K.S. Suls, advocaat te Assen, heeft verklaard namens [verdachte] hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis van de kantonrechter d.d. 19 augustus 2009.
Als uitgangspunt heeft te gelden het bepaalde bij artikel 450, eerste lid onder a, van het Wetboek van Strafvordering dat inhoudt dat het aanwenden van het rechtsmiddel hoger beroep ook kan geschieden door een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.
Het hof stelt vast dat de comparant de opgemaakte akte - niettegenstaande de daarin vervatte omissie - heeft ondertekend en dat de comparant noch de raadsman de beroepstermijn heeft gebruikt om de omissie te herstellen.
Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat de akte onvolledig is voor rekening komt van de verdachte, zodat zij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het niet op rechtsgeldige wijze ingestelde hoger beroep.
Daaraan doet niet af dat de verdachte ter zitting heeft verklaard dat zij de door haar raadsman ingeschakelde advocaat bepaaldelijk had gevolmachtigd om namens haar hoger beroep in te stellen, nu in een geval als dit, waarin het rechtsmiddel is ingesteld door een professionele procesdeelnemer, de akte rechtsmiddel in dit opzicht bepalend moet worden geacht.
Het hof acht zich in dit oordeel gesteund door het door de advocaat-generaal aangehaalde arrest van de Hoge Raad alsmede door het arrest van de Hoge Raad van 22 juni 2010, LJN BL2831.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart verdachte niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.W.J. Sekeris, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. W.M. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Zomer als griffier.