ECLI:NL:GHARN:2011:BU7571

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
28 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-000586-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid hoger beroep in strafzaak door gebrek aan volmacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 28 november 2011 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de verdachte. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht, maar de advocaat-generaal vorderde dat de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit was gebaseerd op het feit dat in de akte rechtsmiddel niet was vermeld dat de raadsvrouw specifiek was gevolmachtigd om namens de verdachte hoger beroep in te stellen. Het hof constateerde dat de appelakte een aantal feitelijke mededelingen bevatte, waarbij een vakje had moeten worden aangekruist om aan te geven dat de comparant, in dit geval de advocaat, bepaaldelijk was gevolmachtigd. Aangezien dit vakje niet was aangekruist, concludeerde het hof dat de vereiste volmacht niet was verleend, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep. Het hof oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die deze situatie rechtvaardigden, en dat de procedure afweek van eerdere arresten van de Hoge Raad. De verdachte werd derhalve niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, en het hof besloot om de zaak niet inhoudelijk te behandelen, aangezien de verdachte ook geen grieven had ingediend binnen de gestelde termijn. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. P.R. Wery als voorzitter, en de raadsheren mr. J.M.J. Denie en mr. P.L.M. van Gorkom. De griffier was mr. E.C.M. Steeghs.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-000586-11
Uitspraak d.d.: 28 november 2011
VERSTEK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 10 februari 2011 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-122504-10 en 16-134451-10, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 november 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Door de advocaat-generaal is gevorderd dat verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep wordt verklaard, nu in de akte rechtsmiddel niet is vermeld dat de raadsvrouw bepaaldelijk was gevolmachtigd om namens de verdachte hoger beroep in te stellen.
Het hof heeft geconstateerd, dat de appelakte, die de ter zitting aan de orde gestelde tekortkoming bevat, een aantal feitelijke mededelingen bevat, die door middel van het plaatsen van een vinkje/kruisje in het vóór die mededeling geplaatste vakje van toepassing geraken. Eén daarvan is de mededeling dat de comparant bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van het hoger beroep. De al dan niet invulling daarvan is aan de comparant, in dit geval een advocaat. Nu die dat vakje niet heeft aangekruist, moet het ervoor gehouden worden, dat de in artikel 450 Wetboek van strafvordering voorgeschreven volmacht niet was verleend, hetgeen - behoudens bijzondere omstandigheden, die zich hier niet voordoen - moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van verdachte in het hoger beroep. In het bijzonder doet zich hier niet het geval voor van een ambtelijke misslag, waarvan de gevolgen niet aan aan de advocaat toe te rekenen zijn. De bij het instellen van het hoger beroep gevolgde procedure wijkt in zoverre af van die van de situatie die in de arresten van de Hoge Raad (o.a. LJN: BR2337, LJN: BT6444 en LJN: BL9116) aan de orde waren. Derhalve heeft het hof verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
Daarnaast heeft de verdachte niet binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep een schriftuur, houdende grieven, ingediend. Ook heeft hij niet ter terechtzitting in hoger beroep mondeling de bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Het hof ziet ambtshalve geen redenen voor een inhoudelijke behandeling van de zaak.
Daarom zal verdachte, gelet op artikel 416 tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, mede op deze grond niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr P.R. Wery, voorzitter,
mr J.M.J. Denie en mr P.L.M. van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr E.C.M. Steeghs, griffier,
en op 28 november 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.