ECLI:NL:HR:2010:BL2831

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03212
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep bij gebrek aan ondertekende akte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2010 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) in hoger beroep. Het Hof had eerder geoordeeld dat het OM niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat er geen ondertekende akte in het dossier aanwezig was die het hoger beroep instelde. De zaak begon met een vonnis van de rechtbank op 23 december 2005, waartegen door de verdachte geen hoger beroep was ingesteld. Op 2 januari 2006 verklaarde de officier van justitie, mr. K.W. van Damme, ter griffie dat het ingestelde hoger beroep werd ingetrokken, maar deze akte was onjuist omdat er in werkelijkheid geen hoger beroep was ingesteld. Dit werd later bevestigd door mr. F.W. van Dongen, de zaaksofficier van justitie, die aangaf dat de akte ten onrechte was opgemaakt.

Tijdens de behandeling in hoger beroep betoogde de advocaat-generaal dat het OM ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de akte berustte op een kennelijke vergissing. Het Hof oordeelde echter dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in acht moest worden genomen en dat de opgemaakte akte leidend was. Het Hof concludeerde dat de fout bij de griffiemedewerker niet voor rekening van het OM kon komen, maar dat het OM zelf ook geen actie had ondernomen om de fout te herstellen binnen de resterende beroepstermijn.

De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat het OM niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof geen onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd en dat het oordeel niet onbegrijpelijk was. Het beroep werd verworpen, en de uitspraak van het Hof bleef in stand.

Uitspraak

22 juni 2010
Strafkamer
Nr. 08/03212
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 juni 2008, nummer 23/000174-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep.
2.2. Het bestreden arrest houdt, voor zover van belang, het volgende in:
"In de onderhavige zaak heeft de rechtbank vonnis gewezen op 23 december 2005. Door of namens de verdachte is daartegen geen hoger beroep ingesteld.
Tot de stukken van het geding behoort een door de griffier van de rechtbank Haarlem opgemaakte akte rechtsmiddel, inhoudende dat officier van justitie mr. K.W. van Damme op 2 januari 2006 ter griffie verklaarde "het ingestelde hoger beroep in te trekken", welke akte door de officier van justitie en de griffier is ondertekend.
Bij proces-verbaal van bevindingen van 3 juni 2008 heeft mr. F.W. van Dongen, de zaaksofficier van justitie, verklaard dat op genoemde akte ten onrechte is vermeld dat het ingestelde hoger beroep werd ingetrokken -in plaats van dat hoger beroep werd ingesteld-, aangezien niet eerder hoger beroep was ingesteld, zodat zodanig beroep niet kon worden ingetrokken. Ter adstructie van haar stelling dat door de desbetreffende griffiemedewerker een verkeerde akte is opgemaakt, heeft mr. Van Dongen gewezen op de informatie in een bijgevoegde Compas-uitdraai uit het appellenregister en op de mededeling van medewerksters van de Centrale Balie van de rechtbank dat het een vergissing zou betreffen. Aan het proces-verbaal is voorts gehecht een ongetekende akte rechtsmiddel, inhoudende dat mr. F.W. van Dongen op 2 januari 2006 beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal betoogd dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in het hoger beroep, nu de opgemaakte akte op een kennelijke vergissing of fout van de desbetreffende griffiemedewerkster berust.
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie in het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Als uitgangspunt heeft het gesloten stelsel van rechtsmiddelen te gelden. Het staat vast dat zich in het dossier geen ondertekende akte bevindt, waarbij door het Openbaar Ministerie hoger beroep is ingesteld. Het hof neemt aan dat bij de officier van justitie wel degelijk de intentie heeft voorgelegen hoger beroep in te stellen, doch dat dit in het onderhavige geval niet heeft geresulteerd in het opmaken en ondertekenen van de daartoe vereiste akte. Het hof merkt daarbij op dat in zaken als de onderhavige bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van het instellen van een rechtsmiddel dient te worden uitgegaan van de door de griffier opgemaakte akte en niet van een uitdraai van het door het Openbaar Ministerie zelf beheerde Compas-systeem.
In beginsel komen de door griffiemedewerkers bij het opmaken van een akte rechtsmiddel gemaakte fouten niet voor rekening van de partij ten behoeve van wie die akte wordt opgemaakt, zij het dat aan professionele procesdeelnemers meer eisen kunnen en mogen worden gesteld dan aan niet juridisch geschoolden. Ten deze moet evenwel worden geconstateerd dat mr. Van Damme de opgemaakte akte -waarbij het beroep werd ingetrokken- niet tegenstaande de daarin vervatte en kennelijk onjuiste informatie- heeft ondertekend, alsmede dat door deze officier van justitie noch door een van zijn collega's de resterende beroepstermijn, die nog liep tot 7 januari 2006, is gebruikt om de gemaakte fout te herstellen. Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat een onjuiste akte is opgemaakt voor rekening komt van het Openbaar Ministerie, zodat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn niet op rechtsgeldige wijze ingestelde hoger beroep."
2.3. Het Hof heeft geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn ingestelde hoger beroep, aangezien zich in het dossier geen ondertekende akte bevindt waarbij door het Openbaar Ministerie hoger beroep is ingesteld. Het Hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de door de griffier opgemaakte akte - die inhoudt dat de Officier van Justitie verklaarde "het ingestelde beroep in te trekken" - door de Officier van Justitie is ondertekend en dat de resterende beroepstermijn niet door het Openbaar Ministerie is gebruikt om deze fout te herstellen. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk.
2.4. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, W.F. Groos, M.A. Loth in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 22 juni 2010.