ECLI:NL:HR:2010:BL2831
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep bij gebrek aan ondertekende akte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2010 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) in hoger beroep. Het Hof had eerder geoordeeld dat het OM niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat er geen ondertekende akte in het dossier aanwezig was die het hoger beroep instelde. De zaak begon met een vonnis van de rechtbank op 23 december 2005, waartegen door de verdachte geen hoger beroep was ingesteld. Op 2 januari 2006 verklaarde de officier van justitie, mr. K.W. van Damme, ter griffie dat het ingestelde hoger beroep werd ingetrokken, maar deze akte was onjuist omdat er in werkelijkheid geen hoger beroep was ingesteld. Dit werd later bevestigd door mr. F.W. van Dongen, de zaaksofficier van justitie, die aangaf dat de akte ten onrechte was opgemaakt.
Tijdens de behandeling in hoger beroep betoogde de advocaat-generaal dat het OM ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de akte berustte op een kennelijke vergissing. Het Hof oordeelde echter dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in acht moest worden genomen en dat de opgemaakte akte leidend was. Het Hof concludeerde dat de fout bij de griffiemedewerker niet voor rekening van het OM kon komen, maar dat het OM zelf ook geen actie had ondernomen om de fout te herstellen binnen de resterende beroepstermijn.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat het OM niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof geen onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd en dat het oordeel niet onbegrijpelijk was. Het beroep werd verworpen, en de uitspraak van het Hof bleef in stand.