ECLI:NL:HR:2010:BK2971
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van cassatieberoep en vereisten voor schriftelijke volmacht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2010 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.V. Ramdihal. Het cassatieberoep was gericht tegen een beschikking van de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 november 2007. De Hoge Raad oordeelde dat het faxbericht van de advocaat niet kon worden aangemerkt als een schriftelijke bijzondere volmacht, zoals vereist op grond van artikel 450, eerste lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De advocaat had in zijn faxbericht niet expliciet vermeld dat hij door de klaagster was gemachtigd om het cassatieberoep in te stellen. Dit was een essentiële voorwaarde voor de ontvankelijkheid van het beroep.
De Hoge Raad benadrukte dat een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker moet inhouden dat de advocaat verklaart door de verdachte of klager bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het instellen van beroep in cassatie. Aangezien het faxbericht van mr. Ramdihal deze verklaring niet bevatte, was niet voldaan aan de vereisten voor de ontvankelijkheid van het cassatieberoep. Hierdoor kon de klaagster niet in het cassatieberoep worden ontvangen.
De beslissing van de Hoge Raad was dat de klaagster niet-ontvankelijk werd verklaard in haar beroep. Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak van duidelijke en expliciete volmachten in cassatieprocedures onderstreept. De uitspraak is gedaan in raadkamer en openbaar uitgesproken, waarbij de vice-president en twee raadsheren aanwezig waren.