ECLI:NL:HR:2011:BQ8193
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van sanctierecht en wetswijzigingen in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een verdachte die is aangeklaagd voor het opzettelijk niet doen van mededelingen aan GAK Nederland B.V. en het UWV-GAK over de aanvang of beëindiging van werkzaamheden van verzekerden in de periode van 2001 tot 2004. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij mr. B.D.W. Martens als advocaat optrad. De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de bewezenverklaring en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof voor herbehandeling.
De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen over artikel 1.2 van het Wetboek van Strafrecht en wijst op de wetsgeschiedenis die aantoont dat de wijziging van de verplichting tot het doen van een eerstedagsmelding is ingevoerd om administratieve lasten voor het bedrijfsleven te verminderen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof het mildere sanctieregime had moeten toepassen, aangezien de regels van het sanctierecht ten gunste van de verdachte zijn veranderd. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van de toepassing van nieuwe wetgeving die gunstig is voor de verdachte, en bevestigt dat wijzigingen in het sanctierecht direct moeten worden toegepast indien deze ten gunste van de verdachte werken. De zaak illustreert de noodzaak voor rechters om rekening te houden met wetswijzigingen die van invloed zijn op de strafbaarheid en de sancties die aan verdachten worden opgelegd.