ECLI:NL:HR:2011:BQ0779
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en de aftrek van elektriciteitskosten bij wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 10/02898 P. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van hennepteelt. De betrokkene had een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel ingesteld, waarbij het Hof had geoordeeld dat de betaling van de elektriciteitsrekening niet in mindering kon worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit oordeel werd door de Hoge Raad als onbegrijpelijk gekwalificeerd. De Hoge Raad oordeelde dat de kosten die de betrokkene had gemaakt door de betaling van de elektriciteitsrekening, in directe relatie stonden tot het delict. De omstandigheid dat de elektriciteit door de betrokkene was gestolen, deed hieraan niet af. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak van het Hof, maar alleen wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het te betalen bedrag werd verlaagd met de elektriciteitskosten van € 2.052,62. De Hoge Raad oordeelde dat de zaak om doelmatigheidsredenen zelf kon worden afgedaan, en verwerpt het beroep voor het overige. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de aftrekbaarheid van kosten in het kader van ontnemingsprocedures.