Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
10 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De zaak betreft een betrokkene die zich schuldig heeft gemaakt aan het organiseren van een illegale lotto en die in dat kader niet heeft voldaan aan zijn fiscale verplichtingen, met name de betaling van loonbelasting en kansspelbelasting. De Advocaat-Generaal heeft in cassatie een middel voorgesteld dat zich richt tegen de beslissing van het Hof om de door de betrokkene betaalde belasting als kosten in mindering te brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De Hoge Raad overweegt dat bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel alleen kosten die in directe relatie staan tot het delict voor aftrek in aanmerking komen. Dit betekent dat ook kosten die niet noodzakelijk waren voor de voltooiing van het delict, maar die wel bespaard zouden zijn als het delict niet gepleegd was, als aftrekbaar kunnen worden beschouwd. Het Hof heeft geoordeeld dat de betaalde belasting in directe relatie stond tot het delict, en de Hoge Raad bevestigt deze opvatting. De Hoge Raad stelt verder dat het niet van belang is dat de kosten pas na de voltooiing van het delict zijn gemaakt.
De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beslissing van het Hof, waarbij het Hof de betaalde belasting heeft aangemerkt als kosten die in mindering kunnen worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit arrest benadrukt de nuance in de beoordeling van kosten in relatie tot strafbare feiten en de fiscale verplichtingen die daaruit voortvloeien.