ECLI:NL:HR:2011:BP2239

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03304
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot invaliditeitsuitgaven voor vervoer

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 januari 2010, betreffende twee aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2002 en 2003. De Inspecteur had na bezwaar de aanslagen verminderd, maar de Rechtbank te Haarlem verklaarde het beroep tegen de aanslag 2002 ongegrond en het beroep tegen de aanslag 2003 gegrond, waarbij de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag 2003 werd vernietigd en de aanslag 2003 werd gehandhaafd zoals deze luidde na ambtshalve vermindering. Belanghebbende ging in hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. Hierop heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld.

De Minister van Financiën diende een verweerschrift in, en belanghebbende een conclusie van repliek. De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen concludeerde op 17 december 2010 tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad beoordeelt de klachten van belanghebbende, maar oordeelt dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep in cassatie ongegrond. Het arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2011.

Uitspraak

Nr. 09/03304
24 juni 2011
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 januari 2010, nrs. 08/00101 en 08/00325, betreffende een tweetal aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 en voor het jaar 2003 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn verminderd.
De Rechtbank te Haarlem (nrs. AWB 07/2531 en 07/3450) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep met betrekking tot de aanslag 2002 ongegrond en met betrekking tot de aanslag 2003 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag 2003 vernietigd en de aanslag 2003 zoals deze luidt na ambtshalve vermindering gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 17 december 2010 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
3. Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2011.