In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 maart 2016 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij eiseres, de moeder van een gehandicapt kind, in beroep ging tegen een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2012. De inspecteur van de Belastingdienst had een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van € 30.811,00, waarbij eiseres een aanzienlijk bedrag aan specifieke zorgkosten in aftrek had willen brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres en haar gezin in 2012 naar Curaçao zijn gereisd voor een therapie voor haar gehandicapte zoon, die een dwarslaesie had opgelopen na een skiongeval. Eiseres had kosten opgevoerd voor vervoer in verband met de handicap van haar zoon, waaronder reiskosten voor sportactiviteiten en therapieën. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor de BBF-therapie niet aftrekbaar waren, omdat deze niet voldeden aan de wettelijke vereisten. Echter, de rechtbank erkende dat een deel van de vervoerskosten, die verband hielden met de handicap van de zoon, wel aftrekbaar was. Uiteindelijk heeft de rechtbank de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van € 24.935,00 en de uitspraak op bezwaar vernietigd. Eiseres kreeg ook het betaalde griffierecht vergoed en de proceskosten werden aan haar vergoed.