ECLI:NL:RBZWB:2013:5806

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 augustus 2013
Publicatiedatum
5 augustus 2013
Zaaknummer
AWB-12_5839
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van buitengewone uitgaven voor woningaanpassingen bij handicap

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 augustus 2013 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had in het jaar 2009 aanpassingen aan zijn woning laten verrichten vanwege de handicap van de inwonende moeder van zijn partner. Hij verzocht om aftrek van de kosten van deze aanpassingen als buitengewone uitgaven. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de aanpassingen op medisch voorschrift waren uitgevoerd, wat een vereiste is voor aftrek volgens de Wet IB 2001. De rechtbank stelde vast dat de belanghebbende geen bewijs had geleverd dat er vóór de aanpassingen een medisch voorschrift was gegeven. De rechtbank benadrukte dat een medische verklaring niet volstaat en dat de bewijslast bij de belanghebbende ligt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de heffingsrente correct was berekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 12/5839,
uitspraak van 2 augustus 2013
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Eindhoven,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 24 september 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem over het jaar 2009 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.569 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 889 (aanslagnummer [nummer].H.96) en de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte heffingsrente van € 818.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2013 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en namens de inspecteur, [verweerder].

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.
Ter zitting heeft belanghebbende een medische verklaring overgelegd, opgemaakt op 24 april 2013 door Gezondheidscentrum [gezondheidscentrum], alwaar de moeder van zijn partner woonde voordat zij, in het onderhavige jaar, bij belanghebbende en zijn partner ging wonen.
2.2.
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende in aanmerking komt voor aftrek van buitengewone uitgaven in verband met aanpassingen aan de eigen woning vanwege de handicap van de inwonende moeder van zijn partner. De inspecteur bestrijdt niet dat de moeder van de partner van belanghebbende gehandicapt was.
2.3.
De rechtbank overweegt dat de kosten in verband met aanpassingen aan de eigen woning vanwege een handicap, op grond van artikel 6.17, tweede lid, onderdeel a van de Wet IB 2001, alleen voor aftrek in aanmerking komen als deze aanpassingen hebben plaatsgevonden op medisch voorschrift. De bewijslast rust in dit opzicht op belanghebbende omdat hij zich beroept op feiten die leiden tot een vermindering van de verschuldigde belasting (vergelijk: Hoge Raad 24 juni 2011, nr. 09/03304, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:HR:2011:BP2239).
2.4.
De rechtbank overweegt verder dat de in 2.3 bedoelde bepaling aldus moet worden uitgelegd dat een medisch voorschrift moet zijn gegeven vóórdat de aanpassingen aan de eigen woning zijn uitgevoerd. Anders dan de inspecteur meent, behoeft het medisch voorschrift niet al voor de aanpassingen aan de eigen woning op schrift te zijn gesteld. De in 2.3 bedoelde bepaling stelt immers geen eisen aan de verschijningsvorm van het medisch voorschrift.
2.5.
Anders dan belanghebbende meent, is een medische verklaring niet voldoende nu de wet een medisch voorschrift als voorwaarde voor aftrek stelt. Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende niet geslaagd in de op hem rustende bewijslast dat een medisch voorschrift (al dan niet mondeling) is gegeven vóórdat de aanpassingen aan de eigen woning zijn doorgevoerd. Zulks temeer, nu belanghebbende ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard dat de aanpassingen aan de eigen woning op eigen initiatief zijn uitgevoerd en dat destijds geen overleg met een arts heeft plaatsgevonden.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat de heffingsrente is berekend met inachtneming van het bepaalde in artikel 30f van de AWR. Tekst en strekking van artikel 30f voornoemd bieden geen ruimte in een geval als het onderhavige het in rekening brengen van heffingsrente achterwege te laten of te matigen. Onder omstandigheden kunnen het zorgvuldigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel er weliswaar toe leiden dat de berekening van heffingsrente achterwege blijft of beperkt wordt, maar belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat één van voornoemde beginselen is geschonden.
2.7.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.8.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 2 augustus 2013 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I. van Wijk, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 6 augustus 2013
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.