Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 augustus 2013 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had in het jaar 2009 aanpassingen aan zijn woning laten verrichten vanwege de handicap van de inwonende moeder van zijn partner. Hij verzocht om aftrek van de kosten van deze aanpassingen als buitengewone uitgaven. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de aanpassingen op medisch voorschrift waren uitgevoerd, wat een vereiste is voor aftrek volgens de Wet IB 2001. De rechtbank stelde vast dat de belanghebbende geen bewijs had geleverd dat er vóór de aanpassingen een medisch voorschrift was gegeven. De rechtbank benadrukte dat een medische verklaring niet volstaat en dat de bewijslast bij de belanghebbende ligt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de heffingsrente correct was berekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.