ECLI:NL:HR:2010:BN0761
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Onteigeningsrecht en schadeloosstelling bij vervroegde onteigening ten behoeve van de aanleg van de N219
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin de schadeloosstelling voor onteigening werd vastgesteld. De onteigening vond plaats ten behoeve van de omleiding van de provinciale weg N219. De eisers, [Eiser 1] en [Eiser 2], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen het vonnis van 20 augustus 2008, waarin de rechtbank de schadeloosstelling voor de onteigende gronden vaststelde op € 301.030,--, vermeerderd met een bedrag aan zekerheid en rente. De Provincie Zuid-Holland heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank bij de waardebepaling van het onteigende de verkeersbestemming moet weggedachten en dat de schadeloosstelling moet worden bepaald op basis van de dag van het vonnis waarin de schadeloosstelling wordt vastgesteld, conform artikel 40a van de Onteigeningswet. De Hoge Raad vernietigt het vonnis van de rechtbank en verwijst de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Provincie wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
De zaak behandelt belangrijke juridische aspecten van het onteigeningsrecht, waaronder de peildatum voor schadeloosstelling en de invloed van bestemmingsplannen op de waardebepaling van onteigende gronden. De Hoge Raad benadrukt dat bij de bepaling van de schadeloosstelling geen rekening gehouden dient te worden met de plannen waarvoor onteigend wordt, en dat de waardeverminderende invloed van het bestemmingsplan buiten beschouwing moet blijven als het bestemmingsplan enkel dient ter juridische onderbouwing van de onteigening.