ECLI:NL:HR:2010:BM6671
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verontschuldigbare termijnoverschrijding bij hoger beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank, maar was niet-ontvankelijk verklaard omdat zij te laat in hoger beroep was gekomen. De verdachte voerde aan dat zij voorafgaand aan de terechtzitting in eerste aanleg aan de gerechtsbode had doorgegeven dat zij niet aanwezig kon zijn en dat de gerechtsbode haar had medegedeeld dat zij een nieuwe oproep zou ontvangen. Dit laatste werd door het Hof niet in overweging genomen, wat volgens de Hoge Raad een ontoereikende motivering van de uitspraak opleverde.
De Hoge Raad herhaalde relevante rechtsoverwegingen uit eerdere jurisprudentie over verontschuldigbare termijnoverschrijding. De Hoge Raad oordeelde dat indien zou vaststaan dat de gerechtsbode inderdaad had medegedeeld dat de verdachte een nieuwe oproep zou ontvangen, dit een omstandigheid zou kunnen zijn die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakt. De verdachte had in dat geval niet kunnen worden tegengeworpen dat zij niet had nagegaan wat er met haar zaak was gebeurd.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van zorgvuldige communicatie door de gerechtsbode en de noodzaak voor de rechter om alle relevante omstandigheden in overweging te nemen bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van hoger beroep.