ECLI:NL:PHR:2012:BU6059
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep door termijnoverschrijding in Antilliaanse zaak
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in hoger beroep wegens termijnoverschrijding. De verdachte was op 18 augustus 2010 door het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren. De verdachte had de mogelijkheid om binnen veertien dagen na deze uitspraak hoger beroep in te stellen, maar deed dit pas op 2 september 2010, een dag te laat. De verdediging stelde dat de verdachte niet in staat was om tijdig hoger beroep in te stellen, omdat hij in een huis van bewaring in Curaçao zat, waar geen mogelijkheid was om hoger beroep in te stellen. De raadsman had de verdachte geadviseerd om op de dag van de uitspraak hoger beroep in te stellen, maar dit was niet gebeurd. De procureur-generaal concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.
Het Hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, omdat de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar was. De Hoge Raad oordeelde dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de onmogelijkheid voor de verdachte om tijdig hoger beroep in te stellen, niet zonder meer begrijpelijk waren. De verdachte had immers tijdig aangegeven dat hij hoger beroep wilde instellen, maar was in zijn mogelijkheden beperkt door de omstandigheden in de gevangenis. De Hoge Raad concludeerde dat de niet-ontvankelijkverklaring niet kon worden gehandhaafd en dat de zaak opnieuw moest worden berecht.
De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat de bestreden uitspraak van het Hof moest worden vernietigd en de zaak moest worden verwezen naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor een nieuwe behandeling.