ECLI:NL:HR:2010:BM5825

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02912
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over gezamenlijke gezagsuitoefening en verhuisregeling na scheiding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een gescheiden ouderpaar over de gezamenlijke gezagsuitoefening en de omgangsregeling met hun kinderen. De vader heeft in cassatie beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof, waarin de rechtbank eerder had bepaald dat de moeder met de kinderen mocht verhuizen binnen een straal van 50 kilometer van het voormalige gemeentehuis in Schipluiden. De vader verzocht om een beperking van deze verhuisafstand tot 10 kilometer, omdat hij vreesde dat een grotere afstand het contact met de kinderen zou bemoeilijken. De rechtbank had echter overwogen dat de moeder in redelijkheid de mogelijkheid moet hebben om een nieuwe start te maken met haar gezin, zonder dat dit ten koste gaat van de omgang met de vader. Het hof bevestigde de beschikking van de rechtbank en oordeelde dat de afstand van 50 kilometer geen inbreuk maakte op de omgangsregeling.

De Hoge Raad heeft het beroep van de vader verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht de onmiddellijke werking van de wet van 27 november 2008 had toegepast en dat het hof alle relevante feiten en omstandigheden had gewogen. De klachten van de vader over de verhuisafstand werden als ongegrond beschouwd, omdat het hof voldoende gemotiveerd had dat de belangen van de kinderen in acht waren genomen. De beslissing van het hof werd als begrijpelijk en voldoende gemotiveerd beschouwd, en de Hoge Raad kon deze niet in cassatie toetsen op juistheid.

De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere beslissingen van de rechtbank en het hof, en benadrukt het belang van de belangen van de kinderen in zaken van gezagsuitoefening en omgang na een scheiding.

Uitspraak

18 juni 2010
Eerste Kamer
09/02912
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de moeder.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 289004, rekestnummer 07-3311 van de rechtbank 's-Gravenhage van 19 maart 2008,
b. de beschikking in de zaak 200.008.436.01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 juli 2009.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de vader heeft bij brief van 4 juni 2010 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
3.1 Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van de ouders zijn twee kinderen geboren, [kind 1] op [geboortedatum] 2000 en [kind 2] op [geboortedatum] 2002. De ouders oefenen over hen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit. De vader heeft primair verzocht dat de moeder niet met de kinderen zal verhuizen buiten het gebied met een straal van 10 kilometer vanaf het (voormalige) gemeentehuis in Schipluiden en dat een omgangsregeling wordt vastgesteld. De rechtbank heeft "de maximale verhuisafstand van de moeder" bepaald op een straal van 50 kilometer hemelsbreed vanaf gemeld gemeentehuis en een omgangsregeling vastgesteld overeenkomstig de daarover tussen de ouders gemaakte afspraken. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de vrijheid van de moeder om te verhuizen wordt beperkt doordat zij het contact tussen de kinderen en de vader, die een frequente omgang met elkaar hebben, in aanvaardbare mate in stand dient te houden. Een verhuizing waarbij de afstand te groot wordt, zou dit contact bemoeilijken.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd met overneming van de gronden en daaraan toegevoegd dat een afstand van 50 km geen inbreuk maakt op de mogelijkheid tot omgang tussen de vader en de kinderen, en dat aan de moeder in redelijkheid niet de mogelijkheid mag worden ontnomen op een redelijke verhuisafstand een nieuwe start te maken met haar gezin.
3.2 De klachten van de vader keren zich tegen hetgeen het hof met betrekking tot de verhuisafstand heeft beslist. Voor zover deze klachten al feitelijke grondslag hebben, zijn zij tevergeefs voorgesteld. Het hof - dat terecht is uitgegaan van de onmiddellijke werking van de wet van 27 november 2008, Stb. 2008, 500, en kennelijk, in cassatie onbestreden, de daarin opgenomen maatstaf heeft toegepast - heeft alle door de ouders over en weer aangevoerde feiten en omstandigheden in aanmerking genomen en heeft de argumenten van beide kanten gewogen, en is op grond daarvan, gelet op de belangen van de kinderen, tot zijn bestreden oordeel gekomen. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd en kan voor het overige, verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid worden onderzocht.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, A. Hammerstein en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 18 juni 2010.