ECLI:NL:HR:2010:BK4551
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- J.A.C.A. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake voorlopige aanslag inkomstenbelasting en identiteit agrarische onderneming
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure betreffende een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004, opgelegd aan belanghebbende, die een melkveehouderij dreef. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, maar de Rechtbank te Leeuwarden heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag vernietigd. De Inspecteur ging in hoger beroep bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat de verplaatsing van een onderneming niet automatisch leidt tot staking, mits de identiteit van de onderneming wezenlijk gelijk blijft. In dit geval heeft belanghebbende haar melkveehouderij verplaatst van Nederland naar Duitsland, waarbij zij een deel van de bedrijfsmiddelen heeft meegenomen. Het Hof had geoordeeld dat de verkoop van melkquotum in 2004 het begin van de staking van de Nederlandse onderneming betekende, maar de Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel onvoldoende gemotiveerd is. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad gelast dat de Staat het griffierecht aan belanghebbende vergoedt en veroordeelt de Minister van Financiën in de proceskosten van het geding in cassatie. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de identiteit van een onderneming bij verplaatsing en de criteria die daarbij in acht moeten worden genomen.