ECLI:NL:HR:2009:BJ6961

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03014
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ISD-maatregel en artikel 63 (oud) Sr

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 november 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1975 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Arnhem, locatie Arnhem-Zuid', had beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling. De advocaat van de verdachte, mr. F.G.W.M. Huijbers, stelde een middel van cassatie voor, maar de Advocaat-Generaal Jörg concludeerde tot verwerping van het beroep.

Het Gerechtshof had vastgesteld dat de verdachte op 27 november 2005 in Nijmegen middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet had gebruikt of toegediend. Het Hof oordeelde dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht niet in de weg stond aan het opleggen van een vrijheidsstraf na een eerdere veroordeling tot de ISD-maatregel. Dit oordeel was gebaseerd op eerdere jurisprudentie, waaronder HR 21 november 2006 en HR 19 april 2005.

De raadsman van de verdachte voerde aan dat het Hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, hechtenis had opgelegd, gelet op de eerder opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Het Hof had de verdachte drie dagen hechtenis opgelegd, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden op basis van de eerder genoemde gronden.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en C.H.W.M. Sterk, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber.

Uitspraak

3 november 2009
Strafkamer
nr. S 08/03014
KM/SM
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, Enkelvoudige Kamer, van 21 februari 2008, nummer 21/004584-07, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Arnhem, locatie Arnhem-Zuid" te Arnhem.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof, gelet op de aan de verdachte in een andere zaak opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, aan de verdachte hechtenis heeft opgelegd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij op 27 november 2005 te Nijmegen op of aan de weg of op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, in of nabij de Van Schevichavenstraat, middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet heeft gebruikt of heeft toegediend dan wel voorbereidingshandelingen daartoe heeft verricht of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad."
2.2.2. Het Hof heeft de verdachte te dier zake drie dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, opgelegd.
2.2.3. Het Hof heeft in dat verband onder meer het volgende overwogen:
"Anders dan door de raadsman is bepleit, is het hof van oordeel dat in dit geval artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht er niet aan in de weg staat, dat na een eerdere veroordeling tot de ISD-maatregel thans een vrijheidsstraf wordt opgelegd. Het hof baseert zijn oordeel op HR 21 november 2006, NJ 2007, 543 en de heldere annotatie van Mevis bij HR 19 april 2005, NJ 2006, 10."
2.3. Bij de stukken van het geding bevindt zich een de verdachte betreffend, uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 februari 2008. Blijkens dit uittreksel is aan de verdachte bij vonnis van de Rechtbank te Arnhem van 4 december 2007 ter zake van twee feiten, telkens opleverende "diefstal" gepleegd op 6 augustus 2007 te Nijmegen, de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren opgelegd.
2.4. Op de gronden als vermeld in HR 15 april 2008, LJN BC5990 kan het middel niet tot cassatie leiden.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 3 november 2009.