‘De verdachte, ter terechtzitting verschenen, antwoordt op vragen van de voorzitter te zijn:
[verdachte],
(…),
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire inrichting Zaanstad te Westzaan.
(…)
De raadsman deelt mede:
Ik zal mij refereren ten aanzien van de bewijsvraag en alleen een strafmaatverweer voeren.
(…)
De verdachte verklaart over zijn persoonlijke omstandigheden:
Ik heb slechte ervaringen met de ISD-maatregel. Als ik daaruit vrij kom, word ik in een omgeving met verslaafden gezet, zoals in Osdorp. Dat brak mij op. Ik ben een paar maanden voorafgaand aan dit feit uit de ISD-maatregel gekomen. Een maand voor mijn vrijlating overleed mijn moeder en een maand daarna mijn vrouw. Alles kwam achter elkaar. Ik had geen geld. Ik begrijp niet waarom ik in Osdorp ben gezet: ik wist mij geen raad.
De voorzitter vraagt waarom ik nu vastzit. Ik heb veel feiten gepleegd, daardoor word ik ook vaak onschuldig vast gezet. Nu denken ze dat ik iets heb gestolen, maar daarvan zijn geen camerabeelden. Ik had een plafonnière bij me die de Praxis ook in het assortiment had.
(…)
De verdachte verklaart over zijn persoonlijke omstandigheden:
Ik gebruik cannabis, daar word je vrolijk van. Ik ben al 23 jaar van de heroïne af, maar de rapporten van de reclassering gaan nog steeds over 30 jaar geleden. Zie ik er soms uit als een junk? Na de dood van mijn moeder ben ik wel meer bier gaan drinken. Ik heb al drie keer de ISD-maatregel opgelegd gekregen. Meermalen heb ik al gezegd dat Amsterdam geen goede plek voor mij is, maar daarin heb ik geen inspraak. Ik heb een woon-werk traject gedaan. Mijn leven zette ik op de rails, dan kun je mij gelet op mijn drugsverleden toch niet bij HVO zetten? Daar wonen dealers en gebruikers. Ik ben al blij met een simpele containerwoning. Met mijn middelengebruik wil ik niet zo verder. Dat heb ik ook uitgelegd aan de opsteller van het reclasseringsrapport. De rapporteur had het over allemaal plannen, maar in haar advies krijg ik geen kans. Ik word gezien als de persoon die ik was.
Ik ontvang een bijstandsuitkering.
De voorzitter deelt mede de korte inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 augustus 2018.
De verdachte verklaart op vragen van de oudste raadsheer:
Na mijn arrestatie ben ik mijn plek bij de Volksbond kwijtgeraakt. U houdt mij voor dat ik juist in appel ben gegaan, omdat ik mijn plek bij de Volksbond niet kwijt wilde raken en u vraagt mij wat ik vandaag dan wil bereiken. Ik ben onderweg naar de ISD-zitting vanmiddag, toen kwam ik opeens hier terecht, dus deze zaak kwam koud op mijn dak. U herhaalt uw vraag. Kijk, je wilt niet op slechte schoenen lopen, maar je wilt ook niet zonder schoenen. Ik ben maar een mens. Ik ben best wel sociaal, maar ik ga met de verkeerde mensen om. Dat is gecreëerd. Ik wil een lagere straf, omdat er vandaag wat op het spel staat. U houdt mij voor dat de uitkomst van de strafzaak die vanmiddag plaatsvindt nog niet bekend is. Nee, maar ik zal wel weer worden weggestopt.
(…)
De advocaat-generaal voert het woord en leest de vordering voor. Deze wordt aan het gerechtshof overgelegd en in het dossier gevoegd. De advocaat-generaal deelt mede:
Ik acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de radio. (…) Ik zal een gevangenisstraf eisen conform de Veelpleger-richtlijn. Op de zitting vanmiddag zal een ISD-maatregel gevorderd worden. Als de ISD-maatregel wordt opgelegd maar niet onherroepelijk is, zal deze straf geëxecuteerd worden. Als de ISD-maatregel onherroepelijk is zal de gevangenisstraf opgeschort worden. De verdachte kan dan gratie verzoeken. Oplegging van gevangenisstraf staat dus niet in de weg aan de ISD, het zal geen nadeel voor verdachte zijn. De richtlijn voor een dergelijk feit is drie maanden gevangenisstraf. Ik houd rekening met de ISD en zal een gevangenisstraf van twee maanden met aftrek van voorarrest vorderen en toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging van twaalf weken, met toewijzing van de vordering benadeelde partij en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman voert het woord ter verdediging:
(…) Ik heb mijn cliënt al vaker bijgestaan. Hij heeft al meermalen met de reclassering gesproken en daarbij te kennen gegeven dat hem geen geschikte huisvesting werd aangeboden als hij vrijkwam uit de ISD-maatregel. Dat heb ik ook met de reclassering besproken, maar er was kennelijk geen geschikte woning. Omdat mijn cliënt wel een woning wilde, heeft hij toch de kans aangegrepen. Vanmiddag wordt mogelijk wederom de ISD-maatregel opgelegd. Ik verzoek daarmee rekening te houden in de strafmaat. De gratieprocedure is zeer omslachtig en lijkt mij niet de aangewezen weg. Ik stel voor de behandeling van deze zaak twee weken aan te houden. Dan kan bij de strafmaat rekening gehouden worden met de straf die in de zaak van vanmiddag zal worden opgelegd. Als dat een ISD-maatregel is, kan toepassing worden gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en kan de vordering tenuitvoerlegging worden afgewezen.
Subsidiair verzoek ik het hof de op te leggen straf te matigen.
De advocaat-generaal wordt in de gelegenheid gesteld het woord te voeren in repliek:
Ik verzet mij tegen aanhouding. Ook al zou de ISD-maatregel worden opgelegd, dan nog meen ik dat artikel 9a Sr niet aan de orde is. De ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geven daartoe geen aanleiding.
De raadsman wordt in de gelegenheid gesteld het woord te voeren in dupliek:
Over twee weken weten we de uitkomst in de andere zaak, zodat rekening gehouden kan worden met het bepaalde in artikel 63 Sr. (…)
Het onderzoek ter terechtzitting wordt onderbroken voor beraad in raadkamer. Na hervatting deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat: