ECLI:NL:HR:2009:BI6249
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorlopige machtiging in psychiatrische zorg en geldigheidsduur
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de voorlopige machtiging tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis. De officier van justitie in het arrondissement Utrecht had op 9 januari 2009 een verzoek ingediend voor een voorlopige machtiging, welke door de rechtbank op 2 februari 2009 werd verleend voor de duur van zes maanden. Betrokkene, die in deze zaak als verzoekster optreedt, heeft tegen deze beschikking cassatie ingesteld. De advocaat-generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank, specifiek voor wat betreft de geldigheidsduur van de voorlopige machtiging.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de officier van justitie het verzoekschrift te laat heeft ingediend, waardoor er ten tijde van de indiening geen geldige machtiging was. De rechtbank had eerder vastgesteld dat er geen sprake was van een daadwerkelijk vrijwillig verblijf van betrokkene in de instelling. Dit leidde tot de conclusie dat de machtiging niet voor een langere duur dan zes maanden kon worden verleend, gerekend vanaf de datum waarop de machtiging tot inbewaringstelling verstreek. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd, maar heeft zelf de geldigheidsduur van de voorlopige machtiging vastgesteld op 8 juli 2009.
De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke termijnen en de bescherming van de rechten van betrokkene in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan, waarbij de geldigheidsduur van de voorlopige machtiging werd aangepast. De beslissing is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.