ECLI:NL:PHR:2010:BK9150
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van verzoek tot verlening machtiging tot voortgezet verblijf in psychiatrisch ziekenhuis na afloop geldigheidsduur
In deze zaak, die betrekking heeft op de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ), werd een verzoek tot verlening van een machtiging tot voortgezet verblijf ingediend na het verstrijken van de geldigheidsduur van de eerdere machtiging. De rechtbank te Haarlem had op 20 augustus 2009 een machtiging verleend tot voortzetting van de inbewaringstelling van de betrokkene. Op 11 september 2009 verzocht de officier van justitie om een voorlopige machtiging, maar dit verzoek werd pas na de afloop van de geldigheidsduur van de eerdere machtiging ingediend. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet bevoegd was om de machtiging voor een langere periode dan zes maanden te verlenen, gerekend vanaf de datum waarop de eerdere machtiging eindigde. Dit oordeel was gebaseerd op de wettelijke bepalingen die vereisen dat een opvolgende machtiging tijdig moet worden aangevraagd. De Hoge Raad benadrukte dat de betrokkene niet langer onvrijwillig in het ziekenhuis mocht verblijven zonder een geldige machtiging. De conclusie van de Hoge Raad was dat de bestreden beschikking diende te worden vernietigd en dat de geldigheidsduur van de voorlopige machtiging moest eindigen op de datum van de eerdere machtiging.