ECLI:NL:HR:2009:BI3660
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de gevolgen van een Amsterdams verrekenbeding voor de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 januari 2008, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die door de Inspecteur was gehandhaafd. De Rechtbank te Breda verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verminderde de aanslag. Hierop volgde hoger beroep door de belanghebbende bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. De belanghebbende stelde vervolgens beroep in cassatie in.
De Hoge Raad oordeelt dat de belanghebbende, gehuwd op huwelijkse voorwaarden met een Amsterdams verrekenbeding, geen resultaat uit overige werkzaamheden geniet. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof dat het verrekenbeding geen goederenrechtelijke werking heeft en dat de verplichting tot verrekening van overgespaarde inkomsten de goederenrechtelijke werking van de huwelijkse voorwaarden niet kan wijzigen. De Hoge Raad concludeert dat de vordering van de echtgenote op de vennootschappen niet aan de belanghebbende kan worden toegerekend, en dat de klachten van de belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en ziet geen termen voor een veroordeling in de proceskosten.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, C.B. Bavinck, A.R. Leemreis en P.M.F. van Loon, en is openbaar uitgesproken op 18 december 2009.