Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
behandeld advocaat: mr. V. Gensch,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Outlet Planet B.V.,
gevestigd te Almelo,
hierna: Outlet,
1.Het geding in eerste aanleg
18 oktober 2011, 19 juni 2012 en 9 oktober 2012 die de kantonrechter (rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Almelo) tussen [appellant] als eiser in conventie/verweerder in reconventie en Outlet als gedaagde in conventie/eiseres in reconventie heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
9 oktober 2012 tot de dag der algehele voldoening, een bedrag van € 3.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 december 2010, althans een door het hof in goede justitie te bepalen datum tot de dag der algehele voldoening, alsmede een bedrag van € 2.947,56, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2011, althans een door het hof in goede justitie te bepalen datum tot de dag der algehele voldoening, en voor het overige het vonnis, al dan niet onder verbetering van gronden zal bekrachtigen, alsmede [appellant] zal veroordelen in de kosten van beide instanties.
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
17 april 2007 op basis van een arbeidsovereenkomst als internet shop manager Duitsland bij Outlet in dienst getreden aanvankelijk voor bepaalde tijd (twee maanden ) en daarna voor onbepaalde tijd. Op 17 december 2010 heeft Outlet hem op staande voet ontslagen wegens een volgens Outlet bestaande dringende reden, te weten dat [appellant] zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal en daardoor het vertrouwen van Outlet onwaardig is geworden. [appellant] heeft dit ontslag met de stelling dat een dringende reden voor het ontslag op staande voet ontbreekt, aangevochten.
Outlet heeft in eerste aanleg in reconventie, voor zover hier van belang, gevorderd dat de kantonrechter [appellant] zal veroordelen een schadevergoeding aan haar te betalen. Zij heeft betoogd dat [appellant] haar met zijn handelen een dringende redenen voor ontslag heeft gegeven, alsmede dat na het ontslag op staande voet uit nader onderzoek is gebleken dat zij door toedoen van [appellant] veel schade heeft geleden.
16 december 2010 van een rekening van Outlet een bedrag van € 3.128,37 heeft overgeboekt naar een rekening van zichzelf zonder daartoe toestemming te hebben gekregen van Outlet, alsmede dat dit een dringende reden oplevert. Voorts is naar het oordeel van de kantonrechter bewezen dat de inhoud van de tussen partijen overeengekomen bonusregeling verplicht tot een jaarlijkse uitbetaling van € 1.600,- bij goed functioneren. De kantonrechter heeft, voor zover hier van belang, Outlet veroordeeld aan [appellant] te voldoen een bedrag van
€ 1.741,93 bruto ter zake van loon tot en met 18 december 2010, alsmede ter zake van de wettelijke verhoging en het meer of anders gevorderde afgewezen. In reconventie heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gevorderde gefixeerde schadevergoeding en het gevorderde bedrag van € 3.000,- dat [appellant] naar zijn eigen rekening heeft overgeboekt toewijsbaar zijn, alsmede dat Outlet haar reconventionele vordering voor het overige te summier heeft onderbouwd. De kantonrechter heeft, voor zover hier van belang, [appellant] veroordeeld een bedrag van € 3.632,50 bruto ter zake van de gefixeerde schadevergoeding, alsmede een bedrag van € 3.000,- aan Outlet te betalen en het meer of anders gevorderde afgewezen. Daarmee heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] en Outlet over en weer deels toegewezen en deels afgewezen.
4.6 Op grond van artikel 19 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Verordening) kan de werkgever met woonplaats op het grondgebied van een lidstaat voor het gerecht van die plaats worden opgeroepen. Ingevolge artikel 60 lid 1 sub a EEX-Verordening hebben vennootschappen en rechtspersonen voor de toepassing van de verordening woonplaats op de plaats van hun statutaire zetel. Nu Outlet statutair is gevestigd te Hengelo (O), is de Nederlandse rechter op de voet van voornoemde artikelen bevoegd om van het geschil van partijen in conventie kennis te nemen. Van het geschil in reconventie is de Nederlandse rechter eveneens bevoegd kennis te nemen. Op grond van artikel 20 lid 2 EEX-verordening kan een tegenvordering worden ingesteld bij het gerecht waarvoor de oorspronkelijke vordering is gebracht. Uit het voorgaande volgt dat dit in de onderhavige zaak de Nederlandse rechter betreft.
Ontvankelijkheid
26 Fw is bepaald dat rechtsvorderingen die voldoening ener verbintenis uit de boedel ten doel hebben gedurende het faillissement ook tegen de gefailleerde op geen andere wijze ingesteld kunnen worden dan door aanmelding ter verificatie. In artikel 29 Fw is bepaald dat, voorzover tijdens de faillietverklaring aanhangige rechtsvorderingen voldoening ener verbintenis uit de boedel ten doel hebben, het geding na de faillietverklaring wordt geschorst om alleen dan voortgezet te worden, indien de verificatie der vordering betwist wordt. In dit geval wordt hij, die de betwisting doet, in de plaats van de gefailleerde, partij in het geding.
22 november 2012 het onder 2.1 vermelde exploot aan de curator uitgebracht. De zaak werd aanhangig gemaakt door inschrijving ter rolle op 4 december 2012.
(…) 3.4. (…)De regel van art. 26 F. geldt ook als de vordering die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel heeft, ten tijde van de faillietverklaring al in een geding aan de rechter is voorgelegd. Het geding wordt dan geschorst, om alleen te worden voortgezet indien de verificatie van de vordering wordt betwist (art. 29 F.). In dat laatste geval vindt volgens art. 122 lid 1 F. geen verwijzing plaats, omdat het geding al aanhangig is.
“
(…) 3.6 (…)Ingeval de curator, zoals hier, een rechtsmiddel aanwendt tegen een uitspraak die kort voor of na de faillietverklaring is gedaan, is art. 29 F. niet van toepassing, omdat daarvoor in dat geval geen grond is (HR 16 januari 2009, LJN BH0070, NJ 2009/55). In dat geval heeft de curator door het instellen van het rechtsmiddel immers al de keuze gemaakt voor voortzetting van de procedure. (…).”
verificatie(onderstreping hof) van de vordering wordt betwist.