ECLI:NL:HR:2008:BD7478

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11560
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van kostenveroordeling in incidenteel hoger beroep door de Hoge Raad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een eerder arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een geschil tussen een rederij en een verweerder, die schadevergoeding eiste na een ongeval op 22 juni 2001. De rechtbank Alkmaar had in eerste aanleg de vordering van de verweerder afgewezen. Hierop heeft de verweerder hoger beroep ingesteld, waarbij het gerechtshof het vonnis van de rechtbank heeft vernietigd en de rederij aansprakelijk heeft verklaard voor 2/3 van de schade. De rederij heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de rederij in de onderdelen 1 tot en met 3 niet tot cassatie konden leiden. Echter, de Hoge Raad heeft wel geoordeeld dat de kostenveroordeling in het incidenteel hoger beroep ten laste van de rederij onterecht was. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het feit dat de rederij in eerste aanleg verweren heeft gevoerd die in de vorm van een incidenteel hoger beroep zijn ingediend, niet kan leiden tot een kostenveroordeling. De Hoge Raad heeft het arrest van het gerechtshof op dit punt vernietigd en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de juiste toepassing van procesrechtelijke regels, vooral in het kader van kostenveroordelingen in hoger beroep. De uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, aangezien het de voorwaarden voor kostenveroordelingen in incidentele hoger beroepen verduidelijkt.

Uitspraak

3 oktober 2008
Eerste Kamer
07/11560
EV/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M. Ynzonides.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de rederij en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerder] heeft bij exploot van 13 mei 2003 de rederij gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar en gevorderd, kort gezegd, te verklaren voor recht dat zij aansprakelijk is voor de schade, nader op te maken bij staat, die [verweerder] heeft geleden en/of nog zal lijden ten gevolge van het hem op 22 juni 2001 overkomen ongeval.
De rederij heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 14 april 2004 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De rederij heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 31 mei 2007 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, voor recht verklaard dat de rederij aansprakelijk is voor 2/3 deel van de schade die [verweerder] heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van hem op 22 juni 2001 overkomen ongeval.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de rederij beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. Voor de rederij mede door mr. J.W. Hoekzema, advocaat te Amsterdam, en voor [verweerder] mede door mr. H.R.P. Boon, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot vernietiging van het arrest, doch uitsluitend voor zover de rederij is veroordeeld in de proceskosten in het incidentele beroep en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige.
De advocaat van de rederij heeft bij brief van 24 juli 2008 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 De in de onderdelen 1 - 3 aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.2 Onderdeel 4, dat is gericht tegen de in het incidenteel hoger beroep uitgesproken proceskostenveroordeling ten laste van de rederij, treft daarentegen doel. Naar vaste jurisprudentie kan de omstandigheid dat de rederij in eerste aanleg gevoerde verweren in de vorm van een incidenteel hoger beroep onder de aandacht van het hof heeft gebracht, niet ertoe leiden dat verwerping van die verweren - en dientengevolge de verwerping van het incidenteel hoger beroep - de rederij op een kostenveroordeling komt te staan.
3.3 De Hoge Raad zal doen wat het hof had behoren te doen en het arrest van het hof op dit punt vernietigen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 31 mei 2007, doch uitsluitend wat betreft de kostenveroordeling in het incidenteel hoger beroep;
verwerpt het beroep voor het overige;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 3 oktober 2008.