2.1.De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de feiten opgesomd die in deze zaak tussen partijen vaststaan. Deze opsomming van de feiten is in hoger beroep niet in geschil en bindt dus ook het hof. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
( i) [appellant] heeft op 30 augustus 2001 de woning aan de [adres] gekocht.
(ii) Ten behoeve van de financiering van de koopsom heeft [appellant] met ING een overeenkomst van hypothecair krediet gesloten voor een bedrag van fl. 620.000. Het krediet is opgebouwd uit twee delen, te weten een bedrag van fl. 350.000 (€ 158.823,08) als aflossingsvrije geldlening (685205460) en een bedrag van fl. 270.000 (€ 122.560,66) als geldlening met vermogensopbouw (685205401).
(iii) Op de kredietovereenkomst zijn algemene voorwaarden van ING van toepassing. In de algemene bepalingen van geldlening staat onder meer (art. 10) dat de schuld van de kredietnemer terstond opeisbaar is als deze niet op de overeengekomen datum of binnen een door de bank gestelde termijn wordt betaald, indien de kredietnemer anderszins jegens de bank tekortschiet of indien het onderpand in beslag wordt genomen. Art. 7 van de algemene bepalingen van zekerheidstelling verbiedt de kredietnemer om het onderpand zonder voorafgaande toestemming van de bank te verhuren. Art. 16 van de algemene bepalingen van zekerheidstelling regelt de executiebevoegdheid van ING.
(iv) Tot zekerheid voor de vereffening van het krediet heeft [appellant] zijn woning aan ING in hypotheek gegeven. In de hypotheekakte van 2 oktober 2001 verklaren partijen onder meer dat [appellant] aan ING de som van fl. 620.000 verschuldigd is “wegens op heden van de bank ter leen ontvangen gelden” respectievelijk dat ING de som van fl 620.000 wegens “op heden ter leen verstrekte gelden” van [appellant] te vorderen heeft.
( v) Bij het passeren van de hypotheekakte heeft ING fl. 50.000 in depot gehouden, welk bedrag [appellant] in de periode oktober-december 2001 in delen heeft opgenomen.
(vi) In de hypotheekakte (p. 4-5) worden de algemene voorwaarden bij de overeenkomst van hypothecair krediet van toepassing verklaard.
(vii) In de loop van 2003 heeft [appellant] ten aanzien van de beide leningdelen een betalingsachterstand laten ontstaan. ING heeft [appellant] bericht dat dientengevolge de uitstaande schuld ingevolge de overeenkomst geheel opeisbaar is geworden en [appellant] aangezegd dat hij de achterstand moest inlossen bij gebreke waarvan de executoriale verkoop zou starten. Omdat [appellant] aan deze aanzegging geen gevolg gaf, heeft ING een notaris opdracht gegeven [appellant] woning te veilen.
(viii) Op 9 december 2003 heeft [appellant] een bedrag van € 20.000 op de derdengeldrekening van de notaris gestort. Van dit bedrag heeft de notaris, onder aftrek van veilingkosten, € 14.840,52 overgemaakt naar ING. ING heeft dit bedrag op 16 december 2003 ontvangen en daarna de veilingopdracht ingetrokken.
(ix) Op 18 mei 2004 heeft ING opnieuw opdracht gegeven tot executoriale verkoop. Deze opdracht is later ingetrokken.
( x) Op 15 maart 2005 heeft de voormalige advocaat van [appellant] diens woning in executoriaal beslag genomen wegens een in rechte toegewezen vordering op [appellant] .
(xi) Bij brieven van 2 mei 2005 heeft ING de beide delen van het krediet opgeëist, op de grond dat [appellant] een achterstand had laten ontstaan van € 5.994,16 respectievelijk € 3.000,03. ING heeft [appellant] aangezegd dat hij voor 15 juni 2005 € 166.161,37 respectievelijk € 126.576,17 moest betalen, bij gebreke waarvan zij de notaris een veilingopdracht zou geven. Bij deurwaardersexploot van 5 september 2005 is in opdracht van ING de openbare verkoop van de woning per 8 november 2005 aangezegd.
(xii) Het bleek ING dat [appellant] in het buitenland verbleef en zijn woning had verhuurd. ING heeft de voorzieningenrechter verzocht om verlof te verlenen tot inroeping van het huurbeding in de hypotheekakte. Dit verlof is bij beschikking van 17 oktober 2005 verleend.
(xiii) ING heeft de voorzieningenrechter verlof gevraagd om de woning van [appellant] onderhands te verkopen voor € 190.000 k.k. Dit verlof is verleend bij beschikking van 18 november 2005, waarna ING de woning van [appellant] voor dit bedrag heeft verkocht en op 30 december 2005 aan de koper heeft geleverd. Er resteerde een schuld van [appellant] van € 105.395,70.
(xiv) Bij brief van 25 januari 2017 heeft [appellant] ING verweten dat zij in 2005 zijn woning onderhands heeft verkocht wegens een betalingsachterstand die hij volgens een betalingsoverzicht dat hem op 12 september 2011 door incassogemachtigde Vesting Finance Fiditon is verstrekt, eind 2003 had weggewerkt. ING zou het huurbeding ten onrechte hebben ingeroepen en de woning ten onrechte onder de marktwaarde hebben verkocht. [appellant] heeft ING aansprakelijk gesteld voor zijn schade.
(xv) ING heeft de gronden waarop [appellant] haar aansprakelijkheid jegens [appellant] baseert bij brief van 30 maart 2017 weersproken.