ECLI:NL:HR:2008:BC3354
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorlopig getuigenverhoor en stelplicht verzoeker
In deze zaak heeft [verzoeker] op 3 november 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage met het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Dit verzoek was gericht tegen de Staat der Nederlanden, die het verzoek bestreed. De rechtbank heeft op 13 juli 2006 het verzoek afgewezen, waarna [verzoeker] in hoger beroep ging bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof bekrachtigde op 15 maart 2007 de beschikking van de rechtbank. Hierop heeft [verzoeker] cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat [verzoeker] onherroepelijk was veroordeeld voor het medeplegen van cocaïne-invoer en dat hij een verplichting had om een aanzienlijk bedrag aan de Staat te betalen in het kader van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. [verzoeker] stelde dat de Staat onrechtmatig had gehandeld door gebruik te maken van onjuiste getuigenverklaringen en dat zijn persoonlijke levenssfeer was geschonden. De rechtbank en het hof oordeelden dat er geen gegrond verklaarde aanvraag tot herziening was, waardoor er geen geschil was dat door de burgerlijke rechter moest worden beslist.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat [verzoeker] aannemelijk moest maken dat hij schade had geleden. De Hoge Raad benadrukte dat het doel van een voorlopig getuigenverhoor is om de verzoeker in staat te stellen opheldering te verkrijgen over feiten die van belang zijn voor de beoordeling van zijn positie. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd de Staat in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.