ECLI:NL:HR:2010:BK8146
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in cassatie over vervanging van rechters in een civiele procedure
In deze zaak heeft Chipshol Holding III B.V. een verzoek ingediend tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor. Dit verzoek was gericht op het verkrijgen van opheldering over de vervanging van de voltallige meervoudige kamer die de zaak behandelde, in het kader van een eerder ingesteld cassatieberoep tegen een eindvonnis. Chipshol stelde dat deze vervanging een ernstige schending van haar recht op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), met zich meebracht. De Hoge Raad oordeelde dat de mogelijkheid om tegen de einduitspraak een rechtsmiddel aan te wenden, niet in de weg staat aan de toewijsbaarheid van het verzoek. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die het verzoek had afgewezen, en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Chipshol had eerder een schadevergoedingsprocedure aangespannen tegen Luchthaven Schiphol N.V. en een procedure tegen Luchtverkeersleiding Nederland. Tijdens deze procedures vond een vervanging van de rechters plaats, wat Chipshol als onrechtmatig beschouwde. De rechtbank Haarlem had het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor afgewezen, maar het hof had deze beslissing bekrachtigd. Chipshol stelde dat de vervanging van de rechters verband hield met de wijze waarop de zaken door hen waren behandeld, en dat dit een onrechtmatige beïnvloeding van de procedure door het gerechtsbestuur inhield.
De Hoge Raad concludeerde dat, indien de door Chipshol gestelde gang van zaken juist is, dit een ernstige schending van haar fundamentele rechten zou betekenen. De Hoge Raad oordeelde dat Chipshol, als genoegdoening voor deze schending, een verklaring voor recht zou kunnen vorderen. De Hoge Raad heeft de Staat der Nederlanden in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak begroot op € 371,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.