In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juli 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had geoordeeld dat de SVB belanghebbende, een oudere inwoner van België, recht had op een tegemoetkoming op grond van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen (Wet mkob) vanaf 1 juni 2011. De SVB had echter hoger beroep ingesteld, maar trok dit beroep op 5 juni 2013 in. Belanghebbende had in het incidenteel hoger beroep aanvullende schadevergoeding gevorderd, maar het Hof oordeelde dat de SVB's intrekking van het hoger beroep betekende dat er geen inhoudelijke behandeling van het hoger beroep plaatsvond.
Het Hof behandelde ook het verzoek van belanghebbende om schadevergoeding, dat was gebaseerd op de kosten die hij had gemaakt in verband met de procedure. Het Hof oordeelde dat de door belanghebbende opgevoerde kosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat deze kosten verband hielden met de behandeling van het bezwaar en beroep, waarvoor specifieke regels gelden in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De artikelen 7:15 en 8:75 van de Awb bieden een exclusieve mogelijkheid voor vergoeding van dergelijke kosten, en de kosten die belanghebbende had opgevoerd vielen daar niet onder.
Uiteindelijk bevestigde het Hof de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek tot schadevergoeding af. De uitspraak van het Hof is openbaar uitgesproken en belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.