ECLI:NL:GHAMS:2013:2432
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake immateriële schadevergoeding en kostenvergoeding in belastinggeschil
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van immateriële schadevergoeding en kostenvergoeding aan belanghebbende, [X], in een belastinggeschil tegen de Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Veiligheid en Justitie. De rechtbank Alkmaar had eerder op 2 augustus 2012 in twee uitspraken de Staat veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding van € 500,00 per zaak, maar had geen kostenvergoeding toegekend. Belanghebbende stelde in hoger beroep dat hij recht had op een hogere immateriële schadevergoeding en een kostenvergoeding.
Het Hof oordeelde dat er geen aanleiding was voor een hogere immateriële schadevergoeding dan door de rechtbank was toegekend. Het Hof overwoog dat onder belastinggeschillen ook geschillen inzake in rekening gebrachte kosten van vervolging vallen, maar dat de redelijke termijn niet was overschreden. Het Hof hield rekening met twee niet-succesvolle wrakingsverzoeken van belanghebbende, maar concludeerde dat de overschrijding van de redelijke termijn niet meer dan een half jaar bedroeg, wat niet voldoende was voor een hogere schadevergoeding.
Wat betreft de kostenvergoeding oordeelde het Hof dat de verleende bijstand door [Y] niet verder ging dan het maken van aantekeningen en het indienen van door belanghebbende zelf geschreven stukken, wat niet als rechtsbijstand in de zin van de wet kan worden aangemerkt. Daarom was er geen grond voor een kostenvergoeding. Het Hof bevestigde de uitspraken van de rechtbank en verklaarde de hogere beroepen ongegrond.