ECLI:NL:HR:2007:AZ8360
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de geldigheid van de dagvaarding en de rol van niet-gemachtigde raadsman in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, die gedetineerd was, was niet verschenen op de zitting in hoger beroep, waar zijn niet-gemachtigde raadsman aanwezig was. De raadsman had niet de bevoegdheid om de verdediging te voeren, maar was wel aanwezig om de afwezigheid van de verdachte toe te lichten. Het Hof had de verdachte veroordeeld voor diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen, en de verdachte had cassatie ingesteld tegen deze veroordeling.
De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere uitspraken en oordeelt dat er onvoldoende grond is om de cassatieklacht over een betekeningsverzuim van de niet-gemachtigde raadsman anders te behandelen dan die van een gemachtigde raadsman. De Hoge Raad stelt vast dat de niet-gemachtigde raadsman in de gelegenheid is geweest om de klacht aan de feitenrechter voor te leggen, maar deze gelegenheid niet heeft benut. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep toont aan dat de raadsman niet expliciet gemachtigd was, en dat de dagvaarding op de juiste wijze was betekend.
De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof over de geldigheid van de dagvaarding niet onbegrijpelijk is en dat het middel niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep, omdat er geen gronden zijn voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest benadrukt de belangrijke rol van de gemachtigde raadsman in het strafproces en de gevolgen van het ontbreken van een dergelijke machtiging voor de rechtsgeldigheid van de procedure.